Lekenkerk

Het bisdom Den Bosch gaat 173 van de 230 parochies schrappen, zodat er nog slechts 57 over blijven. Wat zit hier achter? Is het noodzakelijk of kan het ook anders? 

Mensen die weinig weten over de kerk zullen denken dat de kredietcrisis ook in de kerk heeft toegeslagen en er een aantal filialen dicht moet. Maar insiders weten dat het hierbij om heel andere zaken gaat. Wat speelt zich af achter de coulissen van het kerkelijk beleid?

 

Schaalvergroting

Het is niet zo, dat er 173 parochies van de kaart worden geveegd en dat er 57 van de nu bestaande parochies verder mogen. In feite gaat het over een nieuwe indeling van het bisdom, waarbij de 230 parochies verdeeld worden over 57 regio’s, die dan de status van parochie krijgen. Als de oude parochies gelijk over de nieuwe verdeeld worden bestaat elke nieuwe parochie straks uit vier van de vroegere kerkgemeenschappen. Aanleiding voor de maatregel is de sterke daling van het aantal gelovigen en van het aantal priesters. In de huidige situatie is er nog ruim één priester per parochie beschikbaar. Bij de nieuwe indeling worden dat er, uitgaande van het aantal beschikbare priesters in 2007, zes voor elke regioparochie. Vergeleken met de meeste andere bisdommen is het aantal priesters in het bisdom Den Bosch relatief hoog en is het gemiddelde aantal samen te voegen parochies per regio relatief laag gehouden, zodat het aantal gewijde bedienaren dat straks per regio beschikbaar zal zijn, nog meevalt. Het is daarom niet zo, dat er gegeven de omstandigheden geen goede indeling is gemaakt.
De bezwaren die tegen de nieuwe opzet te maken zijn, zijn van meer fundamentele aard en hebben betrekking op de vragen naar de verantwoordelijkheid en de rol van de leek in de Kerk en naar de plaats van de locale kerkgemeenschap in de Kerk van de toekomst.

 

Parochie

De Latijnse woorden parochia en het daarvan afgeleide paroecia komen van het Griekse paroikeo, dat erbij of ernaast wonen, in den vreemde wonen betekent. Paroikos betekent buur en meer speciaal niet-burger, vreemdeling. In het oude testament komt paroikia voor in de genoemde betekenis van wonen in den vreemde. Daar worden deze en soortgelijke termen ook gebruikt om het leven te karakteriseren als een pelgrimstocht naar het onbekende. Het nieuwe testament sluit aan bij dit spraakgebruik. Daarin wordt gesproken van de ekklesia paroikoesa: de plaatselijke gemeente die op doortocht is en het is nog maar een kleine stap om paroikia als synoniem voor ekklesia te gebruiken. Met dit woord wordt in het nieuwe testament vooral de plaatselijke christelijke gemeenten aangeduid, die worden aangespoord tot saamhorigheid, eenheid en onderlinge solidariteit. Vanaf de vierde eeuw wordt het woord paroecia in kerkelijke documenten gebruikt voor afzonderlijke christengemeenten of een groter verband dat meerdere gemeenten omvat. Maar vanaf de negende eeuw wordt het woord gereserveerd voor de zielzorgcentra binnen een bisdom. De oprichting van een parochie komt toe aan de bisschop. Er zijn gelovigen voor nodig en verder een eigen kerk, een daarvoor aangestelde priester en een – meestal begrensd – gebied dat deel uitmaakt van een bisdom. Bij de op-richting moet de bisschop ervoor zorgen, dat de parochie voldoende levenskansen heeft.

 

Gemeenschap
De vraag is of dit bij de oprichting van grote regioparochies het geval is. Want daarin worden de leefgemeen-
schappen van de vroegere parochies opgebroken en groepen mensen bij elkaar gebracht die elkaar niet kennen en dikwijls op profaan gebied niets met elkaar hebben. Denk bijvoorbeeld aan het samenbrengen van een aantal dorpen die ver van elkaar liggen en elk weer een andere sfeer ademen; of het toevoegen van dorpen aan steden waar een heel andere mentaliteit heerst. Voor de regioparochies komen alle voordelen van de vroegere volkskerkelijke gemeenschap te vervallen zoals de onderlinge verbondenheid en de eigen kerk in de nabijheid. Mensen hebben vaak een sterke band met de eigen kerk, waar hun ouders en voorouders soms generaties lang gevierd hebben en die voor de parochianen nog steeds dient als ontmoetingsplek. Bij de regioformule wordt er één kerkgebouw als hoofdkerk aangewezen. De andere kunnen alleen een bij functie vervullen, bijvoorbeeld voor huwelijken, itvaarten e.d. of moeten worden verkocht of afgebroken. In de hoofdkerk moeten de vroegere plaatselijke kerken dan gemeenschap vieren, terwijl die gemeenschap er helemaal niet is en niet gemakkelijk zal ontstaan.

 

Alternatief
Het is niet zo dat er geen alternatieven zijn. Het grondpatroon daarvan is in enkele punten te formuleren. Op de eerste plaats zou men de plaatselijke geloofsgemeenschappen intact kunnen laten en in staat stellen om volledig als plaatselijke kerk te functioneren. Daarvoor is nodig om – voor zover die er nog niet voldoende zijn – te voorzien in goede opleidingscentra waar leken geschoold kunnen worden in kerkelijke taken. Na het afleggen van een proeve van bekwaamheid zouden geschoolde leken dan ook de kerkelijke bevoegdheid moeten krijgen door daarvoor geschikte mannen en vrouwen tot de wijdingen toe te laten, zoals onlangs nog door een groep Nederlandse dominicanen bepleit is. Het blokkeren van deze mogelijkheid door de kerkelijke overheid zou echter geen belemmering hoeven te zijn voor de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken, mede omdat intussen duidelijk gebleken is dat die zeer wel in staat zijn om priesters, die daartoe bevoegd zijn, aan hun gemeenschap te verbinden voor het bedienen van de sacramenten. Ook bij een verzelfstandiging van de plaatselijke kerken blijft het een goed idee om een beperkt aantal regio’s te vormen die kunnen functioneren als pastorale verzorgingsgebieden. In deze regio’s zou men dependances kunnen vestigen van het Diocesaan Pastoraal Centrum waarop de plaatselijke kerken binnen die regio’s een beroep kunnen doen voor bijstand en advies. De service is dan grootschaliger dan de vroegere dekenaten, maar het kerkgebeuren is dan weer terug bij de plaatselijke gemeenschap.
Dit artikel werd gepubliceerd in De Roerom van juni 2009, auteur Gérard van Tillo vaste medewerker van De Roerom.