Column Mei 2009

Een startsein

kerk op de Olijfberg

Een aantal jaren geleden had ik het voorrecht om precies op Hemelvaartsdag een bezoek te brengen aan de kleine kerk op de Olijfberg in Jeruzalem, die gebouwd is op de plaats waar Jezus ten hemel opgestegen zou zijn. In de vloer van het kerkje staan als product van de vrome volksverbeelding de voetstappen afgedrukt die Jezus op aarde achtergelaten zou hebben. 

Om iets van Hemelvaart te begrijpen zijn deze zogenaamde voetstappen wel erg ongeschikt, omdat zij proberen zichtbaar en
tastbaar te maken wat niet in tijd en plaats uit­gedrukt kan worden. Het beeld van Jezus’ He­melvaart wil immers niets ruimtelijks uitdruk­ken, maar slechts dit ene zeggen: Jezus ver­blijft niet meer lichamelijk onder ons zoals hij tijdens zijn leven met zijn leerlingen omging.
Sinds zijn opstanding is hij zoals de Schrift zegt ‘in God geborgen’ of ‘in de hemel’ zoals wij het plegen te zeggen. Zijn verheerlijkt le­ven heeft alles met God van doen, maar wij vermoeden niet wat dit leven inhoudt.

Voor ons die achterblijven is er een totaal nieu­we situatie ontstaan, die je zou kunnen om­schrijven als een zoeken naar oriëntatie, naar de richting waarin we moeten leven. Er moet een antwoord komen op de vraag welke plaats wij als gelovigen in deze wereld innemen, hoe wij aan ons geloof gestalte moeten geven. Een antwoord op deze vraag vinden we mogelijk
in Paulus’ woorden ‘Zoekt wat boven is, waar Christus zetelt aan Gods rechterhand’ (Kol. 3, 1-2). Hoe waar deze gedachte op zich ook is, toch wiist Jezus ons deze richting niet. Integendeel. Hij zegt: ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schep­ping.’ De engelen bij Jezus’ hemelvaart zeg­gen het nog sterker: ‘Sta niet naar de hemel te
staren’. Daarmee wordt een afdoend antwoord gegeven op de vraag, waarop wij ons als gelo­vigen moeten richten; namelijk op de wereldwaarin we leven. We moeten die wereld intrek­ken, om haar met woord en daad te maken tot het Rijk van God, zodat Jezus’ droom werke­lijkheid wordt: mensen samen uit op gerechtig­heid en vrede voor allen. 

De Hemelvaart van Jezus is een startsein. De tijd van spreken en handelen, van woord en daad is begonnen. Gelovige mensen moeten toekomstgericht zijn, iets op gang brengen, in beweging zetten wat onbeweeglijk schijnt. Oude grenzen moeten doorbroken worden. Mens en natuur hebben recht op de bevrijding die Jezus gebracht heeft. Ze moeten tot hun
recht komen zoals God het van oorsprong af  bedoeld heeft.

Wie in deze opdracht van Hemelvaart gaats taan moet echter wel weten dat hij tegenwind krijgt, niet alleen in de samenleving, maar ookin de kerkgemeenschap. Hij hoeft echter nietbang te zijn:, zegt Jezus, want in zijn Naam zal hij vergezeld worden door wonderbare tekens,die al wat ten dode voert doen verkeren in le­ven honderdvoud. Durven wij die wonderen om ons heen te zien?

TB