Column november 2010

Fakkel van Vernieuwing

 

Onder dit motto organiseerde de Mariënburg­vereniging samen met enkele vernieuwings­bewegingen op 16 oktober haar najaarscon­gres in de Janskerk te Utrecht. Sprekers waren daar emeritus hoogleraar theologie aan de universiteit van Nijmegen professor Hermann Häring, de naaste medewerker van Hans Küng, met als co-referent professor Angela Berlis, theoloog en priester van de Oud-Katho­lieke Kerk.

Het is ondoenlijk om in het korte bestek van een column een samenvatting te geven van de inleidingen die door beide referenten ge­houden werden. Ik kan slechts proberen, om de conclusies die beiden uit hun betoog ge­trokken hebben te verwoorden.(zie onze eerdere berichtgeving,  red.) 

Häring kop­pelt het motto van deze studiedag ‘Fakkel van de vernieuwing’ aan woorden uit psalm 124,7 waar gezegd wordt: ‘Het vogel net is ge­scheurd; wij zijn ontsnapt en vrij!’ Eén van zijn conclusies luidt voorzichtig: ‘De radicale hervorming van de (katholieke) kerk is niet zonder risico. Daarom moeten vastbesloten­heid, prudentie, een intensieve communicatie en de uitwisseling met andere landen hand in hand gaan. Verkeerd zijn echter de uittocht uit de kerk of de berusting bij de situatie. Bij het eerste verdwijnt alle invloed, bij het twee­de alle leven. Tenslotte heeft Noach de ark ge­bouwd, voordat de grote vloed is gekomen.’
Berlis zegt in haar betoog: ‘De fakkel van de vernieuwing kunnen we alleen maar doorge­ven, wanneer we ons ervan bewust zijn dat wij de fakkel niet zelf ontstoken, maar van an­deren vóór ons hebben overgenomen. Het is een gift aan ons om de hervorming verder te dragen. De heilige Ruach, die vanaf het begin onlosmakelijk met de Kerk is verbonden, is bij­na een garantie dat de hypertrofie – de overma­tige of buitensporige groei – van het pausdom zal worden teruggeleid naar de authentieke Petrusdienst. Wij zijn in dit proces luisteraars, ontvangenden en niet degenen die daaraan in de eigenlijke zin vorm geven. Ons begrip van het katholieke wordt verbreed als we daar ook de herinnering aan de kerk van alle plaatsen en alle tijden bij betrekken. Slechts dan wordt recht gedaan aan het woord en de inhoud van katholiek.’ .
Beide inleiders formuleerden hun conclusies voorzichtig en zorgvuldig. Het mag duide­lijk zijn, dat zij geen revolutionaire ideeën naar voren brengen, maar wel helder zijn in de weg die gegaan moet worden. In ons land zijn gelukkig ook geloofsgemeenschap­pen, die op deze wijze met open vizier naar nieuwe vormen van spiritualiteit zoeken en oude geloofsformuleringen hedendaags in­terpreteren. Maar velen zijn fysiek niet in de gelegenheid zich daarbij aan te sluiten. De Mariënburgvereniging biedt zich aan om deze beweging te faciliteren. Gods Volk onderweg verlangt immers naar een kerk, die herberg is langs de wegen die het gaat. Kunnen wij daar nog iets aan doen?
TB