ORANJE-WIJ

door André Lascaris OP

Een van de krachtigste ‘wij’-ervaringen is die rond het Nederlands elftal. Mensen lopen in Oranje, verven de voorgevel van hun huis in Oranje, steken de vlag uit, de nationale vlag, of de stedelijke of die van een sportclub. De supermarkten doen ijverig aan het Oranje-wij-gebeuren mee. Ze hebben speciale aanbiedingen en voor de kinderen speeltjes. Mensen nemen vrij of doen alsof ze werken om de wedstrijden te kunnen zien. De supporters die bij de wedstrijden kunnen zijn, komen vaak in beeld op de tv. Hun aantal loopt met elk succes op. In Zuid-Afrika is er een Oranjecamping en we zien een bijna eindeloze stoet van campers en caravans samen optrekken van de ene grote stad naar de andere, honderden kilometers verder.

Het lijkt erop dat de Oranjegekte heviger wordt, naarmate andere mogelijkheden om een wij te vormen verdwijnen of minstens verzwakken. Het Oranje wij heeft een ongekende massaliteit. Dit ‘wij’ is ondanks de wat meer moderne inkleding een oud, traditioneel gebeuren. Het komt voort uit de ervaring dat wij met elkaar verbonden worden omdat wij weten dat wij niet ‘zij’ zijn. Wij zijn de goeden, de winnaars, wij hebben gelijk. Zij zijn anders. Ze zijn gevaarlijk, maken indruk en jagen ons daarom angst aan. Het ‘wij’ van Oranje is een vorm van het oeroude zondebokmechanisme. Het Oranjegevoel heeft te maken met het nationalisme dat in Nederland nooit extreem gebloeid heeft, maar zich wel degelijk uit in onder meer de sport. 

Tegelijk is het spel. Er zijn tegenstanders, maar ertegen verliezen is niet het einde van de wereld. We respecteren de regels en de scheidsrechters. Het is weinig waarschijnlijk dat verlies of winst van het Nederlands elftal in Zuid-Afrika zal uitlopen op grote en misschien zelfs gewelddadige demonstraties en plunderingen. De supporters ruimen het Oranje spul netjes op, en wachten op een volgende keer. Die kleurige Oranjestoet ontbindt zich en gaat teleurgesteld naar huis, maar ook met het gevoel een paar plezierige en unieke weken te hebben beleefd. Wanneer deze column verschijnt, is de Oranje droom misschien al over en zijn de spelers al weer thuis. 

Maar is het Oranjegebeuren werkelijk zo vredig? In Hoogeveen zijn er al opstootjes geweest naar aanleiding van het voetbal van Oranje. Het voetbal is zelf gekanaliseerd geweld. Soms dreigt dit geweld over te slaan van het veld naar de tribunes en dan zijn de gevolgen niet mis: er barst geweld uit dat allesbehalve gekanaliseerd is. En het kan overslaan van het stadion naar de stad, en van de buitenwijken naar het centrum en omgekeerd. 

Vele jaren geleden woonde ik een voetbalwedstrijd in Sheffield bij. Het voetbal leek nergens op. Toen het stadion leegliep zei mijn gastheer, de pastor van de studentenparochie: ‘Begrijp je dat die mannen straks hun vrouwen gaan slaan?’Ja, dat snapte ik. Die mannen vol frustratie, werkeloos en velen werkend in tamelijk onaangename omstandigheden hadden bij deze wedstrijd hun agressie niet kwijt gekund, integendeel, die was eerder nog krachtiger geworden. De kans dat ‘thuis’ de agressie zou moeten opvangen was groot. 

Ik weet niet of verlies van het Oranje elftal zal uitlopen op huiselijk geweld. Hoe beter de spelers spelen, en hoe beter de scheidsrechters fluiten en iedereen zich aan de regels houdt, des te minder gevaar is er dat het geweld uit de daartoe aangewezen kanalen los barst. De afscheiding tussen spel en ernst maar is maar zwak zijn. Het is te hopen dat het Oranjegevoel door niemand ernstig genomen wordt en op zijn tijd een vredige dood kan sterven.

André Lascaris schrijft maandelijks columns voor Nieuwwij.nl.

Niet gecategoriseerd