In de parochies van Noordwest Fryslân is het gebruikelijk dat de viering van de laatste zondag van de Advent een zogeheten boeteviering is, schrijft lekendominicaan en pastor Sipke Draisma in het Friesch Dagblad. Over aanraken en aangeraakt worden.
In liederen en teksten vragen de gelovigen God en elkaar in zo’n viering om vergeving voor het tekortschieten in liefde jegens elkaar en de Eeuwige. Vast onderdeel van de boeteviering is de handoplegging. De voorganger legt de gelovigen de handen op terwijl hij zegt ‘De goede God maakt een nieuw begin met u, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’.
Bijna elke kerkganger laat zich de handen opleggen, een enkeling blijft zitten. Ook de voorganger krijgt de handen opgelegd, in mijn geval door een acoliet (een oudere misdienaar) maar door een kerkganger had ook gekund. De voorganger is immers ook een boeteling.
Aanraken, een gebaar
In de Katholieke Kerk wordt het aanraken niet geschuwd. Zo gaan alle sacramentele bedieningen gepaard met een gebaar. Het kind wordt bij de doop met olie gezalfd, de vormeling eveneens. Bij de eucharistie ontvangt de deelnemer de hostie op de hand of desgewenst op de tong. Bij het huwelijk worden de handen opgelegd, bij de biecht vaak ook… Bij de priesterwijding worden de handen gezalfd en de handen opgelegd en de ziekenzalving spreekt voor zich.
‘Dat se wat foele’
Na afloop bij de koffie sprak ik met enkele parochianen na over de boeteviering en verklaarde iemand op zijn Harlingers: ‘Ik hew anders liefer niet dat se an my sitte’.
‘Waarom niet?’, vroeg ik nieuwsgierig.
‘Bin altyt bang dat se dan wat foele.’
Niet eens zo’n gekke opmerking, dacht ik. Want een aanraking is iets wat eigenlijk voorbehouden is aan ouders en geliefden, aan mensen kortom die je vertrouwd zijn. En hoewel we denken dat het in zuidelijker landen allemaal wat gemakkelijker gaat, is het ook daar niet gebruikelijk dat wildvreemden elkaar zomaar aanraken. Ook daar is het aanraken voorbehouden aan familie en vrienden.
Maar als dat het geval is, dan gaat het aanraken daar wel weer vaker en openlijker.
De angst om wat te voelen bij de handoplegging is niet geheel ten onrechte. Een collega-pastor voelt bij de handoplegging tijdens een huwelijksviering haarfijn aan of het wat wordt met die relatie of niet. Hij vertrouwde me toe dat hij niet echt zat te wachten op deze gevoeligheid omdat de handoplegging zo niet altijd een aangename ervaring was. Het maakte volgens hem daarbij niet uit of hij de hoofden daadwerkelijk aanraakte of dat hij zijn handen er boven hield. De ervaring bleef hetzelfde.
Onschuld verloren
Het aanraken heeft in de kerk zijn onschuld verloren sinds er bedienaren zijn die gelovigen, nota bene aan hun zorg toevertrouwd, aanraakten op een wijze die ontoelaatbaar is. Geen wonder dat de kerk daardoor veel van haar geloofwaardigheid heeft verloren.
Toch hecht ik aan de liturgische aanraking als bijvoorbeeld de handoplegging. Je komt iemand inderdaad nabij. Bovendien hebben de aanraking en zalving goede Bijbelse papieren. De psalmist schrijft dat God zijn hand op ons legt en dat we geborgen zijn in Zijn hand. En betekent Christus niet Gezalfde?
De Harlinger parochiaan ‘hat ut liefer niet’. Maar naderde toch voor de handoplegging. Waarom, zo vroeg ik hem? ‘Och’, zei die, ‘su veul hew ik oek niet te ferbergen, u sal bij anderen wel wat meer foeld hewwe’.
Ik heb hem maar in die waan gelaten.
Verschenen in het Friesch Dagblad van 23 december 2010.