een nieuwe abdijd
door Joost Koopmans
Meer dan zeventig jaar bewoonden de Trappistinnen hun abdij Koningsoord in Berkel-Enschot, De plek was een begrip geworden en veel gasten vonden er de rust en bezinning die ze zochten. Maar omdat de gemeente Tilburg het voornemen had op het terrein van de abdij een woonwijk te vestigen, voelden de zusters zich gehinderd in hun monastieke leven. De eens zo katholieke Brabantse gemeente trok zich daar echter niets van aan en zette haar plannen door. De stad rukte op, zodat de abdijbewoners op zoek gingen naar een alternatief.
Toen de missionarissen van Mill Hili in Oosterbeek een stuk van hun landgoed Johannahoeve ter beschikking stelden, gingen de zusters daar op in. In november 2007 begon de bouw van een nieuwe abdij op het terrein van de voormalige modelboerderij van Mill Hili, dertig ha. groot. Na anderhalf jaar, mei 2009, kon de gemeenschap daar haar intrek nemen. Ik zocht er Rafaël Roelofs (50), één van de zusters, op. Wie is zij en hoe ervaart zij – na vijfentwintig jaar ‘Berkel-Enschot’ – het leven in een nieuwe abdij?
Rafaël Roelofs
Zij werd geboren in 1961 te St. Michielsgestel als zesde in een gezin dat zeven kinderen zou gaan tellen. Haar moeder is nu 89, haar vader overleed in 2004. ‘Wij zijn katholiek opgevoed, maar niet zo heel vroom’, vertelt Rafaël. ‘De kerkdienst op zondag hoorde er bij, maar daarna erover doorpraten deden we bijvoorbeeld niet. Ik was een rebelse tiener: roken, brommer rijden, sporten en ‘s avonds vaak weg. Ik werkte mee aan jongerendiensten en zong in het koor. Jezus voelde voor mij als een vriend. Maar intreden in een klooster lag ver van mijn bed, want ik voelde me daar helemaal niet het type voor. Wel ging ik op het atheneüm mee met een bezinningsweekend bij de Trappisten. Ik vond het interessant en ze hadden ‘s morgens om 4.30 uur de nachtwake! We vonden het stoer om daar bij te zijn. Die meditatie daarna, in het stille donker, raakte me heel erg!’
Worsteling
‘Ondertussen deed ik mijn analistenopleiding en kreeg ik een baan op het lab. Maar heel gek! Die nachtelijke ervaring bij de Trappisten, waarbij ik contact met God had gevoeld, bleef aan me trekken. Een jaar later ging ik er nog eens een weekend doorbrengen en weer werd ik geraakt. Enkele jaren later ben ik eens naar de Trappistinnen geweest en daar had ik een gesprek met de novicenmeesteres. Ze zag goed wat er in me omging. Ik was helemaal van streek. Zou God me dan toch in het klooster willen hebben? En stel dat ik daar ja op zou zeggen? Terwijl die vraag bleef hangen, ging ik ook eens kennismaken met andere, minder strenge kloosters. Zo was ik bij de Clarissen. Er werd gepraat onder het eten en ik dacht: wat een geklets! Ik bezocht ook de Augustinessen. Ze doen goed werk, maar nee, het voelde niet als mijn thuis. De tijdgeest werkte ook niet echt mee, want wie trad er rond 1980 nog in? Zo worstelde ik om tot onderscheid te komen.’
Proberen
‘Het is een verschil van sfeer, dat werd me wel duidelijk toen ik nog eens naar de abdij ging. Blijkbaar voelde ik me in die monastieke sfeer het beste thuis. Maar hoe weet je nou dat je roeping hebt? Eigenlijk stond ik al met één been in het klooster, maar het andere hield me in de maatschappij, want echt intreden vond ik wel een heftige beslissing! Maar op een ochtend stond ik op en wist ik ineens: ik moet het gaan doen. Als ik het nu niet doe, zal ik misschien altijd blijven denken: had ik niet naar het klooster moeten gaan? En ik nam me voor om het in ieder geval een jaar te proberen.
Jezelf tegenkomen
‘Naast een gevoel van thuiskomen waren die eerste jaren ook heel moeilijk voor me. Dag en nacht in een gemeenschap leven en dit week in week uit is confronterend. Je komt elkaar tegen met alle plussen en minnen. Je komt jezelf tegen, irritaties spelen op. Je moet jezelf leren begrijpen. Is het terecht dat ik zo reageer of zijn het mijn eigen moeilijkheden die ik op anderen afreageer? Gelukkig had ik een goede band met mijn novicenmeesteres met wie ik alles kon bespreken. En ik kreeg ook professionele hulp. Voor de hulp van menswetenschappen is de abdij niet bang. We hebben vaak groepsgesprekken waarbij je elkaar beter leert kennen.’
Niet weglopen
‘De eerste jaren waren dus niet gemakkelijk, maar ik ben er niet voor weggelopen, omdat ik niet voor mezelf ben weggelopen. Langzaam maar zeker leer je jezelf begrijpen en aanvaarden. Als je vrede sluit met jezelf kun je ook in vrede leven met een ander. Door de psychologische processen waar je zelf doorheen bent gegaan, ga je ook meer zien welke processen er bij anderen spelen en krijg je daar meer begrip voor.’
Verhuizing
‘Zondag 8 mei zal het twee jaar geleden zijn dat wij onze intrek namen in de nieuwe abdij. Een nieuwe acht- mei-beweging noem ik het wel eens! Verstandelijk was ik er helemaal klaar voor, maar emotioneel duurde het een tijd voor ik mezelf er helemaal aan kon geven. De eerste periode in ons nieuwe huis was moeilijk. Professionele begeleiders van Spring-team hebben het proces begeleid. Als je nu op dvd’s ons oude gebouw terugziet, dan ervaar je pas wat we hebben
gewonnen aan licht en ruimte.
Anders leven
‘Toen in 1937 ons klooster in Berkel-Enschot gebouwd werd, stond onze orde bekend als een boeteorde waarbij het lijden van Christus een belangrijke plaats had. De bouw was navenant: zwaar, donker en koud. Helemaal in de lijn van de ascese van die tijd. Toen ik als novice eens zei dat ik het jammer vond dat ik niet door het glas in lood naar buiten kon kijken was het antwoord dat wij niet naar buiten moesten kijken, maar naar binnen. Toch gaat mediteren niet zo makkelijk als je koude voeten hebt. Langzaam maar zeker ontwikkelde zich een andere spiritualiteit, meer een van beneden. Het gebouwen de vrome beelden pasten daar niet meer zo bij. Misschien is het wel niet de gemeente Tilburg maar God die ons laat verhuizen, zei ik dan weleens. Nu de beginperikelen voorbij zijn beleven we het licht, de warmte, de openheid en de natuur rondom ons als een verrijking voor ons monastieke leven. En die delen we graag met onze gasten die ook nu weer in groten getale naar ons toe komen.’
Anders vieren
‘Echte vernieuwing ervaar ik bij het vieren van de Eucharistie. In Berkel-Enschot stond de priester centraal. Terwijl ik in mijn parochiekerk, in de jongerenvieringen, gewend was om aan alles mee te doen, stond ik er hier maar bij te kijken. In onze nieuwe kerk staat het altaar te midden van de gelovigen. We hebben enkele liturgisten uitgenodigd om met ons te zien welke nieuwe mogelijkheden dit schept voor de manier van vieren. Als het altaar en dus ook de priester te midden van de gelovigen staat wordt daarmee uitgedrukt dat ook hij tot het volk van God behoort en deelnemer is. Zo vormen wij nu in onze kapel één geheel waarbij de priester het mogelijk maakt dat wij Eucharistie kunnen vieren. Als hij geen rol heeft zit hij tussen ons in, samen onder het gehoor van God. Daardoor voelt iedereen zich veel meer deelnemer.’
Eigenlijk ervaar ik heel dit verhaal van Rafaël als een paas verhaal: opstaan uit je wonden, opstaan uit alles wat oud en versleten is, het maakt een nieuwe mens van je!