Zielzorg over de grenzen

Onze vaste columnist, Frans Wijnands, reageert in zijn nieuwste column op een bericht dat hij in De Standaard las, een krant in Vlaanderen. Daar werd geschreven over een initiatief van de Belgische aartsbisschop Léonard om Vlaamse priesters die in het buitenland werken weer terug te halen naar het moederland.

(zie de volgende link voor het bericht in De Standaard: http://www.destandaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=LN3A6CIN)

Er is eigenlijk maar één kenmerkende overeenkomst tussen een missionaris en een gastarbeider: ze werken alle twee in den vreemde. Misschien hebben ze nòg iets gemeenschappelijks, namelijk dat ze beiden op termijn terug willen. Naar huis. Voor de rest zijn er alleen maar verschillen. Het grootste onderscheid is wel dat de missionaris op zoek is naar bekeerlingen, naar zieltjes, terwijl de gastarbeider op zoek is naar geld. De missionaris zoekt andermans heil, de gastarbeider zijn eigen welzijn en liever nog welvaart.

Missionarissen zochten (en zoeken) het liefst zo ver mogelijk van huis, en pasten zich zoveel mogelijk aan. De Witte Paters in Afrika droegen bv. een rode fez en Jezuïeten die in China het geloof predikten kleedden zich inheems uit respect voor de cultuur van hun kersteningsgebied. Gastarbeiders bleven liever wat dichter bij huis en trokken overal hetzelfde kloffie, hetzelfde mijnwerkerspak en dezelfde overall aan als thuis. Missionarissen waren er een halve eeuw en langer geleden in overvloed. Gastarbeiders niet. Vandaag de dag is het omgekeerd. Er zijn veel minder missionarissen en tegelijk is een groeiend tekort aan priesters voor de parochies in hun thuisland ontstaan. Dus werden de afgelopen decennia priester-gastarbeiders te hulp geroepen. Uit het midden van Europa, vooral uit Polen, maar ook uit Afrika. Kortom: de omgekeerde wereld.

De afgelopen jaren is in westelijke Europa een tweespalt gegroeid in de priesteropleidingen. Er ontstonden bolwerken van conservatisme, zoals Rolduc in ons eigen land. Daarnaast – of eigenlijk daartegenover – functioneerden de meer vrijzinnige opleidingen. Dus ontstond automatisch ook een tweedeling tussen studenten: degenen die bewust kozen voor een conservatieve opleiding en degenen die daar verre van bleven.

Zo deed zich het fenomeen voor dat (conservatieve) Vlaamse priesterstudenten naar Nederland kwamen en er na hun wijding een taak kregen in de zielzorg. Dat kon ook bijna niet anders, omdat de Belgische kerk beslist had dat wie in het buitenland ging studeren daar dan ook maar moest blijven. Zoals Andy Penne, die studeerde aan het St.Janscentrum in Den Bosch. Momenteel is hij pastoor van de parochie-eenheid in Bergeijk. Nu – na twintig jaar in Nederland te zijn geweest – denkt hij erover terug te keren naar zijn geboortestreek, vertelde hij onlangs in ‘De Standaard’. Niet uit louter heimwee, maar omdat de nieuwe aartsbisschop van Mechelen-Brussel, mgr. André-Joseph Léonard, de deur voor die ‘uitgeweken’ categorie priesters weer open zet. Als bisschop van Namen had Léonard in zijn diocees al twee drukbezochte traditionele seminaries en hij trekt die lijn van opleidingen door. Ook in de Belgische kerk waait immers een toenemend conservatieve wind.

Pastoor Penne mag dan die ene spreekwoordelijke zwaluw zijn die nog geen lente maakt, maar het is een voorbode. Als de aantrekkingskracht van de Belgische aartsbisschop toeneemt, zouden wel eens meer Vlaamse priesters kunnen besluiten om naar huis terug te keren. En zou dat niet gelden voor bv. Poolse en Afrikaanse priesters die in hun eigen land steeds harder nodig zijn? Als die trend doorzet wordt het priestertekort in de Nederlandse kerkprovincie op termijn nòg groter dan het al is.

franswijnands@telenet.be

Niet gecategoriseerd