Eieren in de boom, kuikens in de zak, de haas op het dak?

door: Frans Wijnands


Ik vraag me wel eens af wie of wat er in ’s hemelsnaam voor nodig is om een, of nog liever dé paashaas te vangen. Het meest onwaarschijnlijke eigentijdse dier is zonder twijfel die half-aangeklede haas. Pedant rechtop rondstappend met een rieten korfje op de rug waarin hij zijn bijeen gescharrelde, gekleurde eitjes draagt. Een sinterklaasje-van-het-dierenrijk die met Pasen kinderen en volwassenen in zijn ban heeft. Hij legt z’n eieren heel opvallend achter bomen, struiken en in bloemperken. Bij kleinbehuisden is hij niet te beroerd z’n eitjes achter te laten in de pot met de geraniums of tussen de Kaapse viooltjes. De paashaas is een even gul, als grappig beestje dat zich inmiddels een vaste plaats heeft verworven in de mythologie van de middenstand.

In de eertijds rijk-roomse tijden werd de paashaas wantrouwend bekeken. Als een uitvinding van andersdenkenden. Paaseieren kwamen indertijd namelijk uitsluitend per luchtpost. Uit Rome. De kerkklokken in stad en land die veertig dagen hadden gezwegen, verzamelden zich in de nacht voor Pasen rond de koepel van de Sint Pieter en kwamen dan uit de Eeuwige Stad terug gevlogen, als een kleppend-klingelende vlucht postduiven. In Nederland – en nooit eerder onderweg (op zich al(weer) een wonder…) – lieten ze luid beierend hun smakelijke lading vallen naast de vastentrommeltjes van de brave kinderen. Rooms sprookje? Het zou best kunnen. Maar ik was een kind en wist niet beter…, en hoopte dat het nooit voorbij zou gaan…

Pasen was voor katholieke kinderen een soort wachtwoord. Zoiets als Simsalabim. Ali Baba kreeg er de grot mee open waar veertig rovers een onmetelijke schat hadden opgeslagen. Met het woord Pasen kreeg je dat trommeltje open waar gedurende veertig vastendagen alle snoep in was gestopt. Want snoepen in de vasten deed je niet. Omdat het niet mocht, natuurlijk. De gesmolten chocolade kleefde verleidelijk aan de drop, de speculaasjes roken naar pepermunt en de zuurtjes waren één grote, veelhoekige bol geworden. Maar lekker!
Met de verlaging van de luchtvaarttarieven en de veranderingen binnen het rooms-katholieke godsdienstonderwijs is van de paasklokkenvlucht niets meer over gebleven. De paashaas heeft vrij spel gekregen en wij helpen hem graag een handje. Een kennelijk oud-Germaans, in ieder geval een modern Duits gebruik wil, dat we met Pasen takken in huis halen. Bij voorkeur nog niet-bloesemende lentetakken, als symbool van het naderende voorjaar. En daar moeten we dan eitjes aanhangen…

Het kan niet op. De paashaas als eierboer is nog tot daaraan toe, maar een boom vol eieren? Voor een normaal begaafd kind is er langzamerhand geen bal meer van te begrijpen. Een kerstboom vol ballen en engelenhaar en paastakken volgehangen met eitjes. Je ziet ze overal staan: bij de slager en in het warenhuis, op het dressoir en voor de open haard, op de balie van de bank en in de tienerkamer. De variatie in eitjes is enorm. Fraaie, handgeschilderde exemplaren. Maar ook eieren van plastic en stof, van was en chocolade natuurlijk. Van de echte, hard gekookte en gekleurde eieren zijn vrijwel alle sporen verdwenen. Terwijl vroeger in veel keukens nog dagenlang te zien was dat er eieren waren gekleurd. Royaal als kinderen kunnen zijn, werd ook met eierverf allesbehalve krenterig omgesprongen. Verf van ouderwetse kwaliteit, toen. Want onder de schaal bleken alle eieren onsmakelijk hardblauw, gifgroen en vuurrood.

Ik herinner me de jaarlijkse bezoeken op het Bat, in Luik, waar in de Paastijd eendagskuikentjes verkocht werden. Net als op veel andere vogeltjesmarkten; en nog steeds. Paaspielekes werden ze in sappig dialect genoemd. De kinderen die ze kochten stopten ze voorzichtig in de wijde zakken van hun jasjes en begonnen dan de moeizame weg naar huis. Een beetje scheef lopend, om de nog levende pielekes niet al te veel in de verdrukking te brengen. Een martelgang voor kuiken en kind. Je kon ze natuurlijk ook in een grote bruinpapieren zak met gaatjes mee naar huis nemen, maar in je jaszak was spannender. Als de pielekes Pasen niet overleefden gingen ze tenminste dood omdat hun baasjes zoveel van ze hielden. Kuikentjes zijn geel. Dat weet zelfs een kind dat driehoog-achter in een stadsflat opgroeit. Maar toentertijd (en nog?) werden die piepende donsbolletjes- op-pootjes in hun door warmtelampen bestraalde dozen ter plekke roze, appelgroen, oranje, violet en hemelsblauw gespoten. Over een paar jaar hangen we die gekleurde kuikentjes met Pasen in de boom. Waarom niet? Dan kan die paashaas met z’n eieren eindelijk het dak op…..

 

franswijnands@telenet.be

Niet gecategoriseerd