God de schuld geven

artikel van de maand

door Huub Schumacher

Ik zou niet graag de mensen de kost geven die hun geloof in God allang bij de ouwe kranten hebben gezet omdat ze niet langer wensten te leven met een God die tsunami’s toelaat, de dood van kinderen, de aftakeling door kanker en wat al niet meer. In deze dagen klinkt vaak ook nog dat Hij zijn zoon Jezus liet lijden! ‘Weg met zo’n God; ik wil er niks meer mee te maken hebben!’
Volgens mij heeft de kerk het er door de manier waarop ze God voorstelt grotendeels zélf naar gemaakt dat mensen zo’n God verwerpen. God die in de bijbel ter sprake komt heeft met bovengenoemde onzin helemaal niets te maken.

Zware karren

Voor veel mensen is het leven moeilijk, ook al breekt in de natuur de lente aan en gaat de kerk met een nieuwe paus Pasen vieren. Door onze straten worden vele zware karren voortgetrokken, waarin van alles kan liggen zoals blokken tegenslag en ziekte, gefrustreerde plannen, ruzies thuis of op het werk en ook gewoon ‘niet lekker in je vel zitten’; om nog maar niet te spreken over mensen die psychisch klem zitten, die voelen van binnenuit naar omlaag getrokken te worden terwijl er niets is dat die neergang kan stoppen. Afschuwelijk allemaal … Om dit een naam te geven leenden we een woord uit de Latijn dat staat voor ‘neergedrukt worden’ en we vernederlandsten tot ‘depressiviteit’. ‘Je kunt beter beide benen breken dan lijden aan depressiviteit’, hoor je wel zeggen. Hoe men bij al dit onheil God beleeft? God is hen altijd voorgehouden als almachtig, schepper van hemel en aarde; dus ook van de dood van hun kind en van het knobbeltje in de borst en Hij verstaat de kunst uit het slechte toch weer het goede te peuren, enzovoorts.

Job trekt zijn kar
Dit wordt geen vrolijk paasartikel. Je mag dit ook niet verwachten, want ik zit op dit moment mentaal vastgeplakt aan het bijbelboek Job waaruit in ons kloostertje tijdens de vasten elke dag een hoofdstuk aan tafel wordt voorgelezen. Daar word je niet direct vrolijk van. Job is geen historische persoon in de zin van ‘hij leefde van zoveel tot zoveel vóór Christus’. Job staat voor mensen die bij god niet weten waarom, waardoor en door wie ze neergedrukt worden. Job’s vee wordt geroofd, zijn knechten vermoord, schapen en geiten worden neergebliksemd, zijn kamelen afgepakt en al zijn kinderen komen om doordat het huis waar ze bij elkaar zijn in elkaar zakt. En daar staat Job dan. Naakt, hulpeloos, met een hoop zweren op zijn lijf en een potscherf als cadeautje om te krabben. Daar staat dan deze literaire figuur, in wie je alle mensen mag zien die waarom dan ook – als ze al niet bezweken zijn onder hun zware kar – er bijna onder bezwijken of minstens denken te bezwijken.

Ondraaglijk
Job is een vertegenwoordiger-in-taal, een samenvatting op papier van jou en mij en zoveel andere mensen die schreeuwen van ellende en voor wie misschien nog het meest ondraaglijke is dat ze niet weten waaraan ze het verdiend hebben. Dit laatste moet er zeker bij voor ons Nederlanders, van oudsher handelslui. Iets verdien je altijd; iets is er nooit zomaar. Iets komt altijd ergens door; vraag maar aan de geschokte Groningers. Zo redeneren ook de drie figuren die vanachter de gordijnen het Jobstoneel opkomen. Je hoort in hun redeneringen de latere kerk: ‘M’n beste Job, er moet met jou iets niet in de haak zijn, anders was dit niet gebeurd.’ ‘Ik zou niet weten wat’, zegt Job, ‘bij mijn beste weten heb ik niets verkeerds gedaan.’ ‘Dat zeg jij nou wel’, zegt kerkeling nummer twee, ‘maar God heeft betere ogen dan jij.’ Nummer drie bijt nog feller toe: ‘Weet jij nou nog niet dat God de goeden beloont en de kwaden straft, zondaar die je bent?’ En zo gaat dit hoofdstukken door.


Job weet beter
Uit dat lange, onsmakelijke debat verdient één zin al onze aandacht. ‘Ondanks alles stelde Job niet teleur, schreef hij God geen dingen toe die Hem niet passen.’ Job weigert met de beschuldigende vinger naar God te wijzen. Onheil, kwaad is immers een ménselijk probleem, zowel voor gelovigen als ongelovigen. Omdat je mens bent, deel je sowieso in de ervaring van lijden, pijn, ziekte, ellende en dood. Het zijn de onuitstaanbare contradicties met het leven gegeven. We moeten leren dat we bij het graf van een lief iemand alleen maar kunnen huilen, huilen, huilen en anders niks en dat het – bijbels gedacht – geen pas geeft om daar heimelijk God de schuld van te geven.

Jij nu ook
Naast drinkwater is er ook slecht water, staat in 2 Kon 2,19. Naast vruchtbare akkers is er ook land dat enkel bocht voortbrengt, zegt Numeri 20,5. Zo eenvoudig is dat. AI dat onheil dat er nu eenmaal is – omdat de wereld de wereld is en de natuur de natuur en de mens de mens – heet in de bijbel “ra’, ra’ah”; ra-ra dus, het slechte, het onding, het onzinnige. Dat er van de honderdvijftig appeltjes aan de appelboom drie niet tot ontwikkeling komen of dat je derde kind de wiegendood sterft, mag je in de ogen van de bijbel nooit zien als rampen waar een achterbakse God de hand in heeft! Jij schrijft God geen dingen toe die Hem niet passen. God is heel ergens anders te zoeken. In het pathos voor het goede dat door je buik raast! In jouw schreeuwend gestamp en, als het kan, in jouw daadwerkelijk verzet tegen wat volgens jou niet mag gebeuren; en in jouw al of niet succesvolle pogingen de treurende, verlamde, de doodse in al hun misère op de been te zetten … dáár gebeurt God. Zalig Pasen.

 

(meditatie bij de afbeelding)

 

In storm en wind (Job 38, 1:1.8-11)

Job, die van heerboer armoedzaaier werd van gelukkig getrouwd weduwnaar van trotse vader kinderloos, pijnigde zijn hersenen dag en nacht met de vraag: waarom dit lijden, waarom ik, waaraan verdiend?
Toen hoorde hij God in storm en wind zeggen: ‘Heb jij water van land gescheiden? Heb jij de zee paal en perk gesteld? Heb jij de wolken in de lucht gehangen en met water gevuld? Heb jij het leven bedacht?
Toen begreep Job dat hij niet vragen moest maar vertrouwen mocht. En het werd helemaal rustig in hem.  

(Peer Verhoeven in Meegaand 1988)

Niet gecategoriseerd