Nog eens: als God renoveert

uitwisseling van gedachten

We ontvingen aan aanleiding van deze berichten een uitvoerige reactie van een pastor-emeritus uit Vlaanderen. Het is een reactie recht uit het hart van de auteur. Met zijn instemming geven we die graag aan u door, in de hoop dat dit de discussie over het boek bevordert.

  door Alfons Boey meewerkend priester in de pastorale zone Kesselinde (Leuven).

Op jullie nieuwbrief van oktober las ik het artikel van Jos Moons, sj met als titel: Renoveert God echt?

Ik ben behoorlijk verrast en verbaasd met het artikel van Jos Moons in jullie nieuwbrief Opzien. Ik heb tot hiertoe al veel goede artikelen gelezen op jullie website, vaak ook uitdagende of oproepende artikelen (al kan ik zeker niet alles lezen bij gebrek aan tijd) en ik versta niet wat de bedoeling is van deze publicatie.

Ik voel me persoonlijk aangesproken. Ik ben zelf een oudere priester (68 jaar) die volop en van dichtbij de periode na het concilie heeft meegemaakt, eerst als overtuigd geëngageerde leek in de kerk, later als priester (Ik ben gewijd als 33-jarige). Ik heb volop de afkalving van de kerkelijke praktijken meegemaakt, in de verschillende parochies waar ik gewerkt heb, vaak met sterke gevoelens van onmacht, soms ook met een zeker schuldgevoelen. Ik vond het bijvoorbeeld bijzonder pijnlijk wat de gevolgen waren toen ik er als deken verschillende keren een parochie bij kreeg door het wegvallen van collega’s waarbij het niet anders kon dan dat het aantal weekendvieringen herschikt en verminderd werd: ik kon immers niet op verschillende plaatsen tegelijk zijn en er waren toen ook nog niet voldoende gevormde leken die gebedsvoorganger konden worden in de plaatselijke gemeenschappen. Ik moest dan herhaaldelijk vaststellen dat de meeste aanwezigen in deze “afgeschafte missen” gewoon afhaakten. Ik werkte in die tijd bij wijze van spreken dag en nacht (meestal meer dan 90 uur per week) maar toch had ik amper tijd voor echt belangrijke zaken als contacten met mensen en de verkondiging van de Blijde Boodschap. Er kroop en kruipt ontzettend veel tijd in het “managen” en reorganiseren van de pastoraal en als je dan moet vaststellen dat als de ene schaalvergroting min of meer verteerd is er al een andere aankomt, ga je je de vraag stellen hoe je als priester nog echt vruchtbaar kunt werken. Heel de werking van de pastoraal is al jarenlang afgestemd op deze herstructureringen.

Ik denk dat ik daarbij altijd de deugd van de aanvaarding beoefend heb, ik had ook geen andere keuze want ik zag geen alternatieven dan verder te doen met wat we in de parochies altijd gedaan hadden.

Toch blijft het voor ons, Christenen, altijd ook een uitdaging om ‘meer’ mensen de liefde en de barmhartigheid van onze God te leren kennen, om getuige te zijn van het verbond van God met ons: het missionaire zit in het DNA van ons christen zijn. Ik heb dan ook altijd gezocht naar een goede en praktisch werkbare visie op ons pastoraal werk waarbij ik in deze geseculariseerde wereld toch ook nog wat aandacht kon schenken aan het uitdragen van de Blijde Boodschap, vanuit de overtuiging dat deze ook voor mensen van deze tijd een enorme meerwaarde kan zijn in het leven, maar ik moet eerlijk toegeven: ik heb deze ‘andere visie’ niet gevonden.

Eén keer zag ik een beetje licht: het WeG-project geïnspireerd door de Duitse priester Klemens Armbruster leek mij een geschikte weg om een andere dynamiek op gang te brengen. Het materiaal van dit pastoraal project is op vele plaatsen in Vlaanderen gebruikt, helaas op de meeste plaatsen zonder de onderliggende visie te respecteren zodat na het startproject alles weer doodbloedde en het niet resulteerde in een missionaire dynamiek.

In het boek van James Mallon vind ik nu eindelijk een samenhangende visie. Eigenlijk ligt ze helemaal in dezelfde lijn als wat Klemens Armbruster als pastoraal project voorstelde. Het is alleen nog wat meer uitgewerkt en praktisch gedocumenteerd. Bovendien, veel van wat ik geleerd en bedacht had vanuit mijn eigen ervaring en mijn jarenlang zoeken wordt hierin op een veel betere wijze samenhangend verwoord dan ik het zelf ooit had gekund, niet alleen als analyse van de huidige kerksituatie maar ook als praktisch werkmodel. Ik ben gewoon blij en enthousiast om dit op mijn oude dag nog te mogen ontdekken. Ik heb goed begrepen dat James Mallon spreekt van kleine stapjes van bewustmaking en veranderend parochiebeleid in een langjarig project om onze kerk weer te vitaliseren. Neen ik voel mij als oudere priester niet aangevallen of miskend of ondergewaardeerd ook niet als ik inderdaad met veel pijn maar ook met realiteitszin moet vaststellen dat er van al mijn inspanningen in de verschillende parochies waar ik dienst deed niet veel meer overblijft. Integendeel, ik ben blij dat er eindelijk nieuwe perspectieven getekend worden waarvoor ik mij in de dagen die mij nog resten volop wil inzetten. En het is inderdaad zo dat onze kerkelijke infrastructuur misschien niet aan kaartclubs zoals in Canada maar aan vele op zich zinvolle initiatieven verkocht of uitbesteed wordt waarbij er zo goed als geen rekening gehouden wordt met een mogelijk gebruik voor pastorale doeleinden.
Ik zie het op verschillende plaatsen rondom mij gebeuren omdat men er niet meer in gelooft dat ons geloven nog een bredere groep van mensen kan boeien en samenbrengen. We kunnen wel mooi zeggen dat God overal bij mensen aanwezig is, maar het is wel onze taak om als kerk die Blijde Boodschap actief uit te dragen, zeker naar de periferieën zoals ook Paus Franciscus dat telkens weer vraagt omdat God mensen nodig wil hebben om het goede nieuws van zijn barmhartig nabij zijn te verkondigen.

In het boek van James Mallon vind ik naar mijn mening daartoe een haalbare strategie en daar moet je volgens mij geen krachtpatser voor zijn maar wel openstaan voor andere wegen die aangepast zijn aan onze tijd.
Jos Moons zegt dat we goed moeten beseffen dat we evolueren naar een minderheidskerk die een keuzekerk zal zijn. Echter, wij nodigen in onze onderhoudspastoraal mensen helemaal niet uit om keuzen te maken: we gebruiken dezelfde pastorale methoden als 60 en meer jaar geleden toen mensen nog automatisch ingroeiden in een homogeen christelijke maatschappij die nu echter zo goed als helemaal verdwenen is. Toch hebben we haast geen aanbod om mensen na hun twaalfde nog verder te begeleiden in hun geloven en in hun groeien naar een relatie met de levende Christus. Dat geloven wordt in onze maatschappij vandaag zo goed als nergens meer gevoed, integendeel, het wordt vaak aangevochten. Het resultaat is duidelijk. Van de mensen die de laatste 50 (!) jaar gedoopt of gevormd zijn vinden we bijna niemand meer terug in onze bestaande geloofsgemeenschappen. En erger, er zijn mensen die wel actief op zoek zijn naar geloofsverdieping, bijvoorbeeld via de geestelijke oefeningen van Ignatius, en die mij dan zeggen dat ze nergens een parochie vinden waar ze met hun zoekend geloven thuis kunnen komen.

In het algemeen is er bij de huidige praktiserende katholieken een grote onmacht en aarzeling om over hun eigen geloven te spreken. Niet alleen wordt men al vlug afgeschilderd als ouderwets of naïef maar de meeste van onze mensen hebben ook nooit geleerd om hun geloof te verwoorden. Het is precies een grote verdienste van James Mallon dat hij de nadruk legt op het organiseren van kansen tot geloofsontdekking en -verdieping voor een brede groep van (volwassen) mensen, kerkgangers of niet, als een sleutel tot vernieuwde pastoraal. Dat is volgens mij ook de kern van zijn betoog en daar hoor ik Jos Moons niet over spreken. Daar hoeft ge volgens mij geen uitzonderlijke charismatische krachtpatser voor te zijn. Dat vraagt wel wat durf: om andere pastorale keuzen te maken en om bestaande paden te verlaten. Als we bijvoorbeeld de helft van onze tijd en energie die we in de parochies van vandaag aan kindercatechese besteden voor de eerste communie- en vormselvoorbereiding, in plaats daarvan zouden gebruiken om geloofsvorming op te zetten voor volwassenen, zou dat waarschijnlijk al een heel verschil maken. Daar hebben we echter minder of geen ervaring mee en daar zullen andere pastorale werkvormen voor nodig zijn. Ik wil bijvoorbeeld verkennen of de Alpha-cursus waarover James Mallon spreekt als een belangrijk instrument (niet het enige) ook bij ons daarvoor dienstbaar kan zijn. Ik pleit ervoor om zulke nieuwe paden in de pastoraal kansen te geven en uit te proberen. Ik vertrouw er daarbij op dat als we zulke nieuwe wegen uitproberen en tegelijkertijd bidden om de kracht en de inspiratie van zijn Heilige Geest, Hij ons wel zal helpen om nieuwe vruchten te dragen. Uiteraard kunnen we de werkwijze van James Mallon in zijn Canadese parochie niet tot in de details overnemen, maar als we proberen in de richting te werken waarin hij ons inspireert zullen we ook hier wel nieuwe wegen vinden, al zullen we altijd met lukken en mislukken moeten leren. Het perspectief oogt alvast wel realistisch en hoopvol. Ik ben, mede dankzij dit boek, hoopvoller dan ik ooit tevoren geweest ben in mijn priesterleven. En daarvoor kan ik James Mallon alleen maar bedanken.

(Reacties op deze stellingname geeft de redactie graag door aan pastor Boey)