Honderdste geboortedag Johannes Paulus II

*** door Frans Wijnands ***

Honderd jaar geleden, op 18 mei 1920, werd in Polen Karol Wojtyla geboren, de latere paus Johannes Paulus II. Zijn pontificaat duurde maar liefst 27 jaar. Hij maakte meer dan honderd internationale reizen waarover wel eens grappend werd gezegd dat ‘God overal is, maar Johannes Paulus II overal is gewéést’. Onze vaste (Vaticaan)medewerker Frans Wijnands kijkt terug op een bijzonder pontificaat en haalt een paar persoonlijke herinneringen op. 

Conservatieve kerkleider, charismatische vredesapostel

De Romeinen die op 16 oktober 1978 op het Sint Pietersplein waren samen gestroomd vonden het prachtig: een Poolse paus – tevens de nieuwe bisschop van Rome – die hen vanaf de loggia van de Sint Pieter in vloeiend Italiaans begroette en opbiechtte dat hij bang was om de verantwoordelijkheid te aanvaarden. Maar ‘ik doe het in de geest van gehoorzaamheid aan de Heer en vertrouwend op onze allerheiligste Moeder Maria’. Een grote letter M, van Maria, op een blauwe achtergrond sierde zijn pauselijk wapen met als spreuk Totus Tuus, geheel de Uwe. 

Karol Wojtyla is zijn hele leven een vurig Maria-vereerder geweest en als paus heeft hij alle belangrijke Maria-bedevaartsoorden in de wereld bezocht. In Mexico was ik erbij toen hij – begin 1979 – onder meer het bedevaartsoord van Onze Lieve vrouw van Guadelupe bezocht; een massale gebeurtenis. Maar het hoofddoel van die eerste buitenlandse reis was de bijeenkomst van de CELAM, de internationale bisschoppenconferentie van Zuid- en Midden Amerika. Het waren de woelige jaren waarin onderdrukte bevolkingsgroepen in meerdere landen op dat continent in opstand kwamen tegen rechtse dictaturen en de uitbuiting door de rijke elite. Radicale priesters, met name Jezuïeten, namen actief deel aan dat vreedzame verzet, in ’n enkel geval zelfs met het geweer aan de schouder. Ze preekten de bevrijdingstheologie: niet alleen de bevrijding van de zonde, maar ook van de onderdrukking, de uitbuiting, de corruptie. 

De vergaderingen van die bijeenkomst, in Puebla, zinderden van spanning en verwachting. Maar paus Johannes Paulus II liet daar voor ’t eerst zien en horen hoe zijn pontificaat zou worden: conservatief. Hij wees de bevrijdingstheologie af, was doof voor de pleidooien van vooruitstrevende, bezorgde bisschoppen en liet bij zijn vertrek meer teleurstelling achter dan begrip. Het was een boodschap in de trant van: Kom me niet aan met wat voor soort van vernieuwingen ook. We houden het bij het oude vertrouwde. En dat is zo 27 jaar lang gebleven. 

De Engelse historicus John Julius Norwich omschrijft Johannes Paulus II in zijn boeiende standaardwerk ‘De Pausen’ als ‘een verbeten reactionair die uit alle macht de traditionele katholieke leer in stand tracht te houden wat betreft euthanasie, abortus, de priesterwijding voor vrouwen, homoseksualiteit en het homohuwelijk. ‘Zelfs op het gebied van anticonceptie, al was het ‘maar’ om hiv-verspreiding te voorkomen, was niets van Johannes Paulus II te verwachten’. 

De tweede keer dat ik hem enkele dagen van nabij meemaakte was tijdens zijn bezoek aan Nederland, in mei 1985. De paus wist dat de Nederlandse kerkprovincie ‘moeilijk’ was; eigenzinnig, progressief. Veel katholieken probeerden vernieuwingen door te voeren in de lijn van het recente Tweede Vaticaans Concilie en via het eigen Pastoraal Concilie. Het bleek een doodlopende weg. De tegenstellingen in de Nederlandse katholieke kerk werden pijnlijk zichtbaar: progressieve bisschoppen en gelovigen tegenover de meer behoudende. Omstreden bisschopsbenoemingen. Gijsen, Simonis; meer verdelend dan verbindend. 

En op dat moment kwam paus Johannes Paulus II naar ons land. Ik heb die dagen tijdens mijn journalistieke werk m’n ogen uitgekeken, m’n oren niet geloofd en m’n hart vast gehouden. Het bezoek was een ramp. De paus, die gewend was aan honderdduizenden gelovigen, werd in Nederland koeltjes, bijna ‘vijandig’ ontvangen. Intussen is de Nederlandse rk-kerkprovincie een splinter geworden in de wereldkerk en geen uitzondering meer in het geseculariseerde (westelijk) Europa. 

Paus Johannes Paulus II kwam uit een ander Europa: het midden, bijna het oosten. Traditioneel, extreem vroom. Tegelijk onverzettelijk. Opgegroeid en aanvankelijk gestudeerd in ‘een land waar de Reformatie en de Verlichting aan voorbij zijn gegaan, waar de katholieke kerk altijd een autoritair karakter heeft gehad’. Aldus de Zwitserse (dissidente) theoloog Hans Küng in 2003, een paar jaar voor het overlijden van de paus. Maar Karol Wojtyla had wèl het naderende gevaar van de nazi’s ervaren, de Duitse bezetting meegemaakt en het daarop volgende communistische bewind zijn land. Dat alles heeft hem in zijn geloof gesterkt. In een soort van coulissen-diplomatie heeft hij ongetwijfeld een aandeel gehad in de val van het communisme. Maar toen het eenmaal zover was heeft hij de betrekkingen met de voormalige (Sovjet)Oostbloklanden genormaliseerd. 

Naast zijn onwrikbare vasthoudendheid aan de leer zette hij op andere gebieden grote stappen voorwaarts: hij reisde naar alle uithoeken van de wereld om mede-gelovigen te bemoedigen en – waar hij maar kon – de vrede helpen bevorderen. Hij was de charismatische inspirator van de Wereldjongerendagen en van de interkerkelijke gebedsdagen in Assisi waar hij kerkleiders van alle gezindten uitnodigde om samen te bidden voor mondiale vrede. Hij was een meester in het ‘bespelen’ van mensen en van de massa en liep geen enkele microfoon voorbij. Hij benutte alle soorten van media om de boodschap van Christus uit te dragen. 

Minder doortastend was hij inzake de oecumene. Polen heeft absoluut niets met Luther en Calvijn en ook de paus voelde meer  betrokkenheid bij de Anglicaanse kerk en de conservatieve stromingen binnen de protestantse kerk; veel meer dan met de meer vrijzinnigen. De katholiek-orthodoxe kerken lagen hem aan het hart en zijn betrokkenheid bij de joodse gemeenschap was zo mogelijk nog groter. 

Hij was de eerste paus die bad in een synagoge, in 1986 in Rome. Die in Auschwitz neerknielde en het een plaats noemde ‘waar het gebod van de liefde vervangen werd door het dwingende bevel om te haten’. 

Paus Johannes Paulus II overleefde twee aanslagen: één in het Portugese Fatima (in 1982) waar een Spaanse priester hem met een mes stak maar waarbij de paus geen noemenswaardig letsel opliep. Maar die eerdere aanslag – in mei 1981 – op het Sint Pietersplein was de paus bijna fataal geworden. Zes uur lang lag hij op de operatietafel nadat de jonge Turk Mehmet Ali Agca vier kogels op hem had afgevuurd. Hij herstelde, zocht de dader enkele jaren later op in de gevangenis, vergaf hem en ondersteunde het (ingewilligde) gratieverzoek. Het is nooit opgehelderd of Ali Agca op eigen houtje handelde of in opdracht, maar van wie? 

Pas in 2003 gaf het Vaticaan toe dat de paus al langer aan de ziekte van Parkinson leed. Vlak voor zijn overlijden was ik een van de tienduizenden die naar hem luisterden toen hij nog één keer aan het venster van het pauselijk paleis verscheen. Hij was onverstaanbaar. Het was bijna gênant, pijnlijk en tegelijk ontroerend hem zo te zien. De dagen vlak voor zijn begrafenis was ik in Rome en heb gezien hoe honderdduizenden pelgrims in kilometerslange rijen, uren en uren aan schuifelden om afscheid te kunnen nemen van de in de Sint Pieter opgebaarde paus. In 2014 is hij heilig verklaard, tegelijk met paus Johannes XXIII. 

Paus Johannes Paulus II, in gesprek met de auteur, helemaal links: mgr. Tiny Muskens in die dagen rector van het Nederlands College te Rome.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *