Nou nog een vuurrode puntmuts…

Zondagmijmeringen

*** door Frans Wijnands ***

Hemelvaart is voorbij gevlogen. Het mag dan een officiële vrije dag zijn maar daar was weinig van te merken, we waren al gewend aan gesloten winkels. Toch heb ik er wel even bij stilgestaan. Niet zozeer vanwege die wonderlijke hemelvaart op zich, als wel om die zo af en toe opkomende vraag: hoe zou het er in die hemel uit zien? Geen idee, zelfs niet van horen zeggen…

We weten het pas als het zover is, misschien. Je kunt tegenwoordig alles on-line regelen, maar alvast een plaatsje ‘ginds’ reserveren, dat gaat niet. ‘Bent u bang voor de dood?’, vroeg een interviewer onlangs aan filmmaker Woody Allen. ‘Nee’, was zijn antwoord, ‘ik ben niet bang voor de dood maar ik wil er liever niet bij zijn als het zover is’.

De hemel? Daar zijn de politie-agenten Britten, de chefkoks Fransen, de techneuten Duitsers, de minnaars Italianen en dat allemaal onder leiding van Zwitsers. In de hel daarentegen zijn de chefkoks Britten, de techneuten Fransen, de minnaars Zwitsers, de politie-agenten Duitsers en dat wordt daar allemaal georganiseerd door Italianen… De Amerikaanse schrijver Mark Twain had een duidelijke voorkeur: ‘Ik prefereer de hemel vanwege het klimaat, maar de hel vanwege het gezelschap’.

Laten we, zo lang we de gelegenheid krijgen, het leven op gepaste wijze vieren. Dansend de dood tegemoet, zoals het levensmotto van de Etrusken was, lijkt me nogal overdreven. Al gaf Augustinus al een raad in die richting: ‘Leer dansen, anders kunnen de engelen in de hemel niets met je te beginnen’.

Ik ben een fan van de strip van Charles M. Schultz, The Peanuts. De lotgevallen van Charley Brown en z’n vriendenclubje. En natuurlijk de beagle Snoopy. Wijze hond. Toen Charley eens wat treurig tegen ‘m zei dat we maar één keer leven corrigeerde Snoopy: ‘Fout! We sterven maar één keer, maar we leven elke dag’.

Eerlijk is eerlijk: ik heb liever een geboortekaartje in de brievenbus, dan een rouwbrief. In mijn map met geboortekaartjes vond ik trouwens een merkwaardig versje:

‘Een zwanger vrouwtje was niet wijs:
ze at uitsluitend vruchtenijs.
Maar toen ’t kindeke werd geboren,
was ’t ocharm, stijf bevroren’.

Ik heb nog geen mondkapje gekocht. Het lijkt me – zolang ik niet in een trein, bus of vliegtuig stap – ook geen urgente aanschaf. Zelfs in Veenendaal, en dat is toch niet bepaald het centrum van de haute-couture, zie ik bij boetiekjes en naai-ateliers aantrekkelijke kapjes in de etalage. Leuke dessins.
Maar wat ik zoek heb ik nog niet gevonden: een mondkapje met als afbeelding een wijd open mond. Zeker weten dat ik daarmee ook de grootste hork op anderhalve meter afstand hou.

De kappers zijn weer open, en dat werd tijd. Zeker nu ik een baardje heb laten staan. Een ringbaardje in de kleuren die passen bij m’n leeftijd: een mengeling van lichtzwart, veel zilvcrwit en donkergrijs. Ik had een storm van afkeuring verwacht, maar krijg voornamelijk complimenten. Nou nog een vuurrode puntmuts en ik lijk sprekend op de tuinkabouter van een vroegere buurman. Ach, je bent nooit te oud om iets nieuws te doen. Alleen dat trimmen vind ik nog wat moeilijk en dus ben ik blij dat ik binnenkort weer bij een echte barbier terecht kan. Netjes gekamde haren en gepoetste schoenen waren in mijn jeugd zichtbare bewijzen van een keurige opvoeding.

Al vakantieplannen? Je hoort die vraag steeds vaker nu de zomer op loer ligt. Jules Deelder zaliger hoefde de deur niet uit om op vakantie gaan ‘Want’, zei hij: ‘Als ik m’n ogen toedoe, ben ik in Honoloeloe.

Wandelen is een optie. En het hoeft niet eens helemaal naar Santiago de Compostella. Het Pieterpad is al een aardig eindje.

Lopen. Tja, waarom loopt je neus en ruiken je voeten?

Lopen. Bij dat woord moet ik altijd denken aan die ongelukkige duizendpoot die op z’n vakanties alleen maar pech heeft gehad. Zelfs bij een blokje om liep hij om de haverklap uit de pas. Tot grote ergernis van zijn wandelvriend, een kordate wandelende tak. Aan de wintersport heeft ‘ie ook alleen maar nare herinneringen: voordat ‘ie de laatste schaats aan had werd de ijsbaan alweer gesloten. Om over skiën maar niet te praten! Het was elke keer al volop lente voordat ‘ie de laatste lat aan z’n laatste poot had bevestigd.

Lopen. Hardlopers zijn doodlopers, luidt ’n gezegde. Niet alleen op de atletiekbaan of in ’n marathon. Mensen die in de heuvels en de bergen wonen weten dat uit ervaring: je moet aan elke wandeling omhoog in hetzelfde tempo beginnen als waarin je hoopt aan te komen. Geldt dat ook niet in spirituele zin?

Lopen onthaast. In wandeltempo zie je meer dan op de fiets, in de auto of de trein, laat staan in het vliegtuig. Je kunt stilstaan wanneer je dat wil. Om even uit te rusten, van het uitzicht te genieten of een opbeurend grafschrift te bekijken, zoals De Schoolmeester er eentje schreef:

‘Wandelaar, om u de waarheid te zeggen:
U kunt zo moe van het lopen niet zijn,
als ik van het leggen’.

Ik heb eigenlijk al besloten om deze zomer thuis te blijven, indachtig de dichter J. C. van Schagen:

‘Ging overal heen en was nergens,
Ging nergens heen en was overal’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *