‘Niet belangrijk, ik heb geen haast’

Aardig(er) zijn voor elkaar. Vorige zondag had ik het er al over en het laat me niet los. Aardig zijn voor elkaar is eigenlijk niet meer dan een mix van goede wil, een beetje geduld en wat begrip.

Zoals ’n New Yorkse taxichauffeur ontdekte en daarover vertelt: ‘Toen ik bij de invallende duisternis bij het opgegeven adres kwam toeterde ik twee keer. Het duurde nogal lang voordat de deur van het beganegronds-appartement werd geopend, dus claxonneerde ik nog ’n keertje. Nog niemand, en omdat ’t de laatste rit van m’n dienst was stond ik op het punt om weg te rijden. Maar om een of andere reden stapte ik uit, liep naar de voordeur en belde aan. 

‘Ik kom, ’n minuutje’, hoorde ik een zachte stem zeggen en ik hoorde dat er iets over de vloer werd gesleept. Toen de deur eindelijk open ging zag ik een kleine vrouw, rond de 80, schatte ik. Ze had een bloemetjesjurk aan en droeg op haar hoofd zo’n dophoedje met een kleine voile; filmmode uit de na-oorlogse jaren. Naast haar stond een koffer. 
Wat ik vanuit de deuropening van haar kleine appartement kon zien, leek het alsof het al langere onbewoond was geweest. Lakens over het weinige meubilair, hier en daar nog wat snuisterijen, foto’s op een prikbord.

‘Zou u m’n koffer naar de auto kunnen brengen?’, vroeg ze, wat ik natuurlijk deed. Ik liep terug naar de voordeur waar ze nog steeds stond. Ik gaf haar ’n arm en we liepen samen voorzichtig naar de auto. ‘Dank u vriendelijk’. ’t Is niks hoor, zei ik. Ik zorg graag voor m’n passagiers op dezelfde manier als waarop ik hoop dat anderen mijn moeder behandelen.  

‘U bent ’n goede man’, zei ze, en gaf me een adres op aan de andere kant van de stad. ‘Maar zou u binnendoor willen rijden, eerst hier in de buurt en dan door het centrum?’, vroeg ze. Toen ik haar zei dat het niet de kortste weg was en dat het buitenom sneller was antwoordde ze: ‘Oh, da’s niet belangrijk. Ik heb geen haast. Ik ga naar ’n hospice’. 

Ik keek in m’n achteruitkijkspiegel en zag dat ze ’n traan wegveegde. ‘Ik ben alleen, heb geen familie en de dokter heeft me gezegd dat ik niet veel tijd meer heb’. Ik zette m’n meter uit en vroeg welke route ze wilde. Twee uur hebben we door de buurt en down-town gereden. Ze liet me het gebouw zien waar ze als liftbediende haar eerste job had gekregen. We reden door de wijk waar ze met haar man had gewoond, waar ze ging winkelen. Langs het park waar ze vaak was gaan wandelen. Ze liet me stoppen voor een warenhuis dat vroeger een ballroom was en waar ze als jonge meid vaak danste. 

’n Enkele keer vroeg ze om of wat langzamer te rijden, bijna stapvoets. Ze keek naar gebouwen, staarde voor zich uit, zei niks. Zo hebben we die paar uur gereden, stil gestaan, nauwelijks nog gesproken tot ze op een gegeven moment zei: ‘Ik ben moe. Laten we maar gaan’. 

Het opgegeven adres was een klein laag gebouw, zo’n soort bejaardenhuis. Bij de ingang zaten twee hulpverleners; er werd duidelijk op haar gewacht. Terwijl ik de koffer uit de achterbak haalde hadden die mannen haar al in een rolstoel gezet. 
‘Hoeveel krijgt u van me?’, vroeg ze, en haalde een kleine portemonnee uit haar tas. Niets, zei ik. ‘Hoezo? U moet toch ook leven’. Jawel, antwoordde ik, maar er komen nog wel meer passagiers. En zonder er bij na te denken gaf ik haar heel voorzichtig een hug. Ik voelde dat ze me heel even vast hield en zei toen: ‘Bedankt. U hebt ’n oude vrouw een bijzondere avond bezorgd’. Terwijl ik instapte hoorde ik de voordeur van het hospice dicht slaan, alsof ’n leven werd afgesloten. 

Op weg naar huis dacht ik wat er gebeurd zou zijn als er nou een ongeduldige collega van me voor de voordeur van die mevrouw had gestaan, en na twee keer toeteren weg was gereden? Ik realiseerde me dat het in ons leven niet altijd en alleen om grote dingen, prestaties en gebeurtenissen gaat maar dat je, met voor jou kleine dingen, andere mensen een héél groot plezier kunt doen’… 

Je moet, zoals een dierbare vriend onlangs zei, altijd blijven zoeken naar de balans tussen onverschilligheid en betrokkenheid. Je nooit iets aantrekken van anderen is verkeerd. Je over alles en iedereen druk maken is ook niet goed. Dan raak je al snel zelf uit balans. 

Schrijver/cabaretier Hans Dorrestijn is zo iemand die doorlopend op zoek was, en misschien nog steeds is, naar een goede balans in z’n leven en daar vaak wat zwartgallige humor bij gebruikt:  

‘Een ongeluk komt nooit alleen, 
daarom verwondert het me dat ik geen tweelingbroer heb…’. 

Nog een handvol weken en dan is het zover: de jaarwisseling. Toch gek, dat je pas op de eerste dag van een nieuw jaar goede voornemens maakt. Dat had toch ook gisteren gekund?, of morgen?, domani, dopodomani… Maar nee, pas op de éérste dag van een nieuw jaar nemen veel mensen zich dapper van alles voor, zéker na een paar glazen champagne: minder of niet meer roken/drinken, (nog) meer bewegen, dat soort dingen. 

Aardiger zijn voor elkaar (en anderen) schijnt niet zo vaak in de top-drie van zo’n lijstje van goede voornemens te staan. Dat hoeft ook niet, want dat kan elke dag van elk jaar. Wat is er nou attenter dan een collega een ‘Beterschap’-kaart sturen. Niet omdat ‘ie ziek is, maar om ‘m te laten weten dat ‘ie z’n werk wat beter zou kunnen doen… 

Waarom wachten tot 1 januari? Vanochtend heb ik kordaat die traditie doorbroken en me heilig voorgenomen om – te beginnen met vandaag – wat méér aan sport te gaan doen. Bitterballen lijkt me wel leuk… 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *