‘Wees realistisch, vraag het onmogelijke’

Zondagmijmering |

Dit bijna voorbije jaar – 2020 – gaat vast en zeker de geschiedenisboeken in als memorabel,  voornamelijk natuurlijk vanwege die onaangename cocktail van corona en Trump(isme). Al denk ik dat iedereen èlk jaar bijzonder vindt, om welke (persoonlijke) redenen dan ook.  

1968 was ook zo’n opwindend jaar, zoals ik ontdekte bij het doorvlooien en opschonen van ‘n zoveelste knipselmap. 1968: het einde van de nauwelijks begonnen veelbelovende Praagse Lente die snel verdorde onder de inval van tanks van Russisch-getrouwe Warschau Pact-landen; de dodelijke hongersnoden in de Nigeriaanse regio Biafra, de moord op Martin Luther King en Robert Kennedy en de studentenopstand in Parijs waar de eveneens ontevreden arbeiders zich bij aansloten.

Dat was op zich al heel bijzonder, die eensgezindheid van twee bevolkingsgroepen die in het normale leven nauwelijks met elkaar te maken hadden/hebben. Overal in Parijs was hun  slogan te lezen: ‘Wees realistisch, vraag het onmogelijke’. Er werd gevraagd om een eerlijke wereld, van burger tot burger; weg met het uitbuitende kapitalisme. Ach, er werd voor de zoveelste keer tevergeefs naar de bekende weg gevraagd: van droombeeld naar luchtkasteel.

Wandelend, afgelopen week, in een herfstig bos op de Utrechtse Heuvelrug bedacht ik zomaar dat er drie activiteiten zijn die never ever ooit op m’n ‘to do’-lijstje hebben gestaan en er ook nooit op zullen komen: bergbeklimmen, diepzeeduiken en parachutespringen. Hoe ouder ik word, hoe minder ik daaraan durf te denken. Is het trouwens ooit wetenschappelijk onderzocht of met het ouder worden ook het angstzweet sneller opkomt?  

Parachutespringen is – statistisch bewezen – veel ongevaarlijker dan veel mensen denken. Het hele jaar door kun je op diverse plaatsen in ons land lessen halen in parachutespringen; van Teuge tot Texel.

Ik weet niet meer precies waar het was, dat ’n cursist klaar zat voor z’n eerste sprong, beetje bleekjes. Toen de instructeur met hem naar het vliegtuig liep trok de debutant ‘m aan zijn mouw: ‘Mag ik u wat vragen?. ‘Natuurlijk m’n jongen, zeg maar’. ‘Wel, als m’n parachute nou toch eens niet open gaat, wat dan?’. ‘Nou, dan breng je ‘m toch gewoon terug en krijg je van ons een nieuwe’.

Het buitenland ligt vandaag de dag niet meer zo dichtbij als we gewend waren. Corona verplicht ons om dicht(er) bij huis te blijven. Sommigen vinden dat heerlijk, ook in coronavrije tijden. Ik herinner me een vrolijke, charmante jonge meid, die in ’n Limburgs dorp woonde waar je al weer uit was gereden voordat je er erg in had. Ze was er geboren en getogen; familie om de hoek, vrienden en vriendinnen en alle winkels op loopafstand. Ondanks haar energieke levenskracht gruwde ze van het idee om ooit te verhuizen. ‘Maar àls het ooit zou moeten, dan alleen naar ergens anders in ‘t dorp’.  

Voorlopig even geen, of althans veel minder buitenland. In zijn gedichtenbundel ‘Waar is mijn hoed?’ wil Johan Wambacq naar buiten, maar ja…:

Alle land is buitenland,
iedereen is allochtoon,
polyfoon en dissonant.
We zijn vlees en water,
pis en bloed.
Ik wil naar buiten, maar
waar is mijn hoed?

Juist!, goeie vraag. Maar geen paniek, want ook zonder hoed kun je de deur uit als je maar  wèl zorgt dat je haar goed zit en je schoenen gepoetst zijn. En meer nog, zoals Toon Hermans zong: ‘Zit m’n dasje goed, zit m’n jasje goed?, want vader gaat op stap’.

Wandelaars en fietsers groeten elkaar op wandel/fiets- en bospaden doorgaans vaker en vriendelijker dan passanten op straat. Het voelt goed, zo’n groet van volslagen onbekenden. Toen ik, lang geleden, nog wel eens in Oostenrijkse wintersportdorpen kwam – niet om te skiën maar om te wandelen – wenste iedereen die ik tegen kwam me vriendelijk ‘Grüss Gott’, de godganse dag door. Zo hou je het geloof wel levend. Maar op een gegeven moment dacht ik wel eens: ’Godallemachtig, je kunt toch ook wel eens gewoon Guten Morgen zeggen?!’.

Vroom volksgeloof, net als de Mariakappelletjes en houten kruisbeelden met een afdakje langs druk belopen wandelpaden zoals je die overal in het geseculariseerde Europa ziet. Dat afdakje boven zo’n kruisbeeld heeft me altijd gefascineerd. Hoezo? Waarschijnlijk uit pure piëteit, uit medelijden, want dan bleef de gekruisigde Jezus tenminste droog als het regende of sneeuwde…  

De paus schreef onlangs een encycliek, ‘Tutti Fratelli’, alle(maal) broeders (en zusters). Daarin pleit hij onder meer voor een herontdekking van de waarde van ieder mens. Hij benadrukt bijna terloops het belang om vriendelijk, aardig voor elkaar te zijn, als eerste stap om problemen op te lossen en onrecht de wereld uit te helpen.

Daar past perfect een uitspraak bij van de legendarische Italiaanse filmregisseur Federico Fellini, die eens heeft gezegd: ‘Accepteer me zoals ik ben. Alleen dàn kunnen we elkaar ontdekken…’.

Elkaar de ruimte geven, maar elkaar niet uit het oog verliezen. We zien elkaar, Deo volente!   en f*ck corona.

beeld: © wikipedia

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *