Het cellofaantje zat er nog omheen…

zondagmijmering |

Al jaren klaagt de politie over een nijpend personeelstekort; te weinig blauw op straat. En het agressieve optreden van (jonge) burgers tegenover dienders maakt het beroep er niet aantrekkelijker op. Hartverwarmend om dan het verhaal te horen van twee vriendinnen, allebei verkoopster bij een vijfsterren-drogist, die wel eens wat anders wilden: het roer om!

Ze solliciteerden bij het plaatselijke politiebureau waar ze met open armen werden ontvangen door de inspecteur die sollicitanten aan de tand moest voelen. Met inachtneming van de geldende corona- en MeToo-aanbevelingen, dat spreekt vanzelf.

Hij liet de eerste kandidate een foto zien.

‘Hier is een verdachte. Kijk eens goed naar die foto en vertel me eens of je hem zou herkennen op straat?’.

‘Natuurlijk. Da’s een gemakkelijke vraag. Hij heeft maar één oor’.

‘ Ja, allicht. Kom op zeg, de foto is en profile gemaakt’.

Kandidate nummer twee kreeg dezelfde vraag:

‘Zou je deze verdachte kunnen herkennen?

‘Uh, wel, uh, ik denk het wel. Hij draagt namelijk contactlenzen’.

Dat was een verrassend antwoord want de inspecteur was niet op de hoogte van dat detail. Dus wilde hij dat even nakijken. Het klopte. De ‘verdachte’ op de foto droeg inderdaad lenzen.

‘Gefeliciteerd, da’s een knap antwoord. Mag ik vragen hoe je dat ontdekte?’.

‘Wel, ik heb goed gekeken en ik dacht dat het – zo te zien – een wat oudere man is die waarschijnlijk een bril nodig had. Maar ja, omdat ’ie maar één oor heeft is dat lastig en zal ‘ie dus wel contactlenzen hebben’.

Met dit soort sollicitanten zal het personeelstekort bij de politie niet snel worden opgelost…

Sinds jaar en dag vraag ik me af waarom ik boeken zelden of nooit voor een tweede, derde keer lees en wèl keer op keer, jaar in jaar uit blijf luisteren naar pianoconcerten van Mozart en liederen van Schubert.

Schrijver/dichter/arts Toon Tellegen helpt me een beetje met ‘De kunst van het lezen’:

Iemand wist het verschil niet tussen woede en wijsheid,
tussen vrede en vanzelfsprekendheid
en tussen liefde en jaloezie,
en besloot te gaan lezen
Hij las een boek
en toen nog een boek en nòg een boek
En wat hij las was wonderbaarlijk, hartverscheurend en troostrijk,
slingerde hem heen en weer en sleepte hem mee,
en tilde een tipje, een klein smoezelig tipje van een sluier voor hem op.

Da’s duidelijk. We hebben allemaal leren lezen. En al lezende leer je steeds meer, ontdek je dingen. Lezen activeert je fantasie.  

Maar daarmee ik heb voor mezelf nog steeds geen verklaring waarom ik té weinig boeken té weinig herlees. Ben ik tijdens het lezen te veel bezig met het verhaal en te weinig met de knappe schrijftrant? Dus herlezen, ook al ken je het verhaal. Wèl herluisteren, niet herlezen. Merkwaardig, want noten en letters zijn als broer en zus zijn. Noten moet je immers lezen en bij het lezen van letters hoor je soms als vanzelf bijpassende muzieknoten…  

Ik ben een fan van Maarten Biesheuvel. Hij overleed zomer vorig jaar, 81 jaar oud. Een literaire fantast en een fantastische taalbeheerser. Schrijver van verhalen die je verstand soms te boven gaan, maar die je fantasie mee op sleeptouw nemen. Lezen over dingen die zo gek niet zijn, terwijl je al lezende denkt: het moet niet gekker worden.

Hij is meermalen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Schrijven was voor hem een vorm van krankzinnigheid, las ik vorige week zaterdag in een artikel van Onno Blom in de Volkskrant, naar aanleiding van de vondst van een twintigtal nooit eerder gepubliceerde korte verhalen van Biesheuvel die binnenkort worden uitgegeven.  Zou schilderen ook een vorm van krankzinnigheid zijn geweest voor Vincent van Gogh?  

In 2007 kreeg Bieskeuvel de P. C. Hooftprijs. In dat jaar kochten hij en zijn vrouw Eva een graf op de begraafplaats aan de Zijlpoort in Leiden. Hij vertelde er toen enthousiast over: ‘Het is een katholieke begraafplaats, maar dat geeft niet. Katholieken kunnen ook gezellig zijn, zeker als ze dood zijn’. Biesheuvel verheugde zich op het familiegraf: ‘Klopsignalen geven aan andere doden, psalmen zingen, oude vrienden terug zien’. En op de grafsteen: ‘Vroeger schreef ik. Nu leef ik’.

‘Wat doen we met al die boeken?’, vragen kinderen zich vaak af als ze het huis van hun laatst overleden ouder of een andere dierbare moeten opruimen. Boeken waar De Slegte de neus voor ophaalt, waar de Kringloop kritisch naar kijkt en waarmee je op de rommelmarkt voor gek staat. Oude boeken? Niemand die er interesse in heeft, terwijl er aan de lopende band nieuwe uitgaven verschijnen, herdrukken worden gemaakt. Het is een wonderlijke cyclus: aan de ene kant worden boeken met karrevrachten gedumpt en aan de andere kant buitelen uitgevers over elkaar heen om nieuwe boeken aan de man te brengen.

Cabaretier Herman Finkers kent dat beschroomde grasduinen in de boekenkast van een overledene:

Toen Oom Kees was overleden,
hij was gestorven moederziel alleen,
mocht ik van zijn boeken nemen
wat ik maar zou wensen.
Ik vond er één:
‘Zo maak ik  mij geliefd bij vele mensen’.
Het cellofaantje zat er nog omheen.

In deze coronatijd hoor je over knuffelbegeerte, lijfhonger. Begrijpelijk. En hoe zit het met de leeshonger? ‘Ik heb geen tijd om te lezen’, hoor je vaak. Wat ’n armoe… Dan maak je maar tijd!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *