De apotheek is open, de kroeg is dicht…

Zondagmijmering |

Ik weet het, ik weet het… Het is te gek voor woorden, maar dit weekeinde loop ik thuis in een boerenkiel. Nee, geen geknoopte zakdoek om m’n nek, je moet ’t ook weer niet overdrijven. Gewoon een boerenkiel, het traditionele tenue van de Brabantse carnaval. Ik zet zo af en toe wat carnavalsmuziek op en ik zou morgen, op Rosenmontag, op de tv naar de optocht in Keulen hebben gekeken; Kölle, zoals de Keulenaren hun stad noemen. Maar corona is een grenzeloze spelbreker, dus ook in het Rijnland staat carnaval dit jaar op een laag pitje. Niks carnavalsoptochten, Elfstedentocht, Vierdaagse en wie weet nog hoeveel méér ook niet. 2021 wordt opnieuw een bijzonder jaar, voor zover het dat al niet is. 

Dat het de afgelopen week ècht koud was realiseerde ik me eens te meer toen ik las dat de verzorgers van Ouwehands Dierenpark, bij ons om de hoek in Rhenen, vijftien zwartvoetpinguïns naar binnen hebben gehaald. Het was buiten te koud voor die beestjes… ???  Pinguïns voor de kachel zetten is de omgekeerde wereld, leek me. Maar het ging om pinguïns die langs de kusten van Zuid-Afrika en Namibië leven waar zulke extreme kou niet voorkomt. Bovendien waren het jonge, nog partner-loze dieren. Precies de doelgroep die zo af en toe wel wat warmte kan gebruiken. Diezelfde doelgroep hebben we trouwens ook in de mensenwereld. 

Winterweer en avondklok. Het is een ideale combinatie om thuis te lezen. Keuze genoeg. Zo zijn er de laatste tijd nogal wat biografieën van politici verschenen. Zoals het portret dat Hubert Smeets schreef van Hans van Mierlo, de ‘Belmondo aan het Binnenhof’. De titel van zijn biografie luidt ‘Een wonderbaarlijk politicus’. Hij was, volgens Smeets de eerste – en vooralsnog laatste – politicus die op (veronderstellende) vragen van journalisten vaak zei: ‘Dat weet ik niet’. 

De huidige generatie politici hoor je dat niet in die vier glasheldere woorden zeggen. Tussen hun breedsprakigheid hoor je dat ze eigenlijk het antwoord op ’n vraag niet weten. Maar ze hebben geleerd om dat nooit toe te geven. Durven toegeven dat je iets niet weet. Is dat eerlijk of stom? 

Van Mierlo was een van de oprichters van Democraten 66, in 1966, samen met Hans Gruijters, toentertijd nog lid van de VVD-fractie in de Amsterdamse gemeenteraad. Die was doorlopend in alle (bestuurlijke) functies die hij vervulde overtuigd van z’n eigen gelijk. Dat bleek al bij de keuring voor militaire dienst. Hij werd afgekeurd ‘omdat we helaas al een generaal hebben’, zou een sergeant op het keuringsbureau tegen hem hebben gezegd. 

Beide oer-vaders van D66 geloofden in het idee dat het in alle opzichten verzuilde en verdeelde Nederland een natie van weldenkende en wellevende burgers zou kunnen worden. Dat is niet (helemaal) gelukt, maar wat niet is kan nog komen… 

Volgens biograaf Hubert Smeets was Hans van Mierlo ‘een ongedisciplineerde libertijn met een intellectuele uitstraling die het streven naar individuele vrijheid en sociale civilisatie een gezicht en een stem gaf. Hij deed niets volks en poogde ook niet om bij het volk in het gevlij te komen, maar had oog voor gewone mensen’. 

Nog een paar weken en dan mogen die gewone mensen in het stemhokje oordelen over wat er van de beginselen van D66 gerealiseerd is, of over is gebleven. 

Wonen op loopafstand van de winkels is normaal gesproken een pluspunt. Afgelopen week even niet. Alleen voor de winkels die open mogen zijn was de stoep sneeuwvrij gemaakt. De apotheek is open, de kroeg is dicht. Ik had het liever andersom gezien… Af en toe loop ik een middenstandswinkel binnen waar ze kaas of fruit en groenten verkopen. Net als bij Appie Happie, de Jumbo, Hoogvliet en nog een paar. In die supermarkten kan ik heel even praten – nou ja, wat heet praten – met de cassière. Voor de rest doe ik er zwijgend m’n boodschappen.  

Bij de groentejuwelier en de bakker met een eigen oven is dat anders. ‘Wat mag het zijn?’, ‘Waarmee mag ik u helpen?’, ‘Hebt u onze specialiteit-van-de-week al eens geproefd?’. Het zijn de klassieke vragen van elk soort middenstander. Ik ken langzamerhand ook hun standaardgrapjes: ‘In onze krentenbollen hoeft u niet naar de krenten te zoeken…’; ‘Contant of pinnen?; het is hoe dan ook botertje bij de vis…’. Als ik bij m’n kaas’boer’ om een stukje Tynjetaler vraag – een smakelijke Friese gatenkaas – weet ik dat ‘ie guitig gaat kijken en dan zegt: ‘Ik verkoop u niet graag de gaten…’. En dan lachen we samen wat af. 

Het is lang geleden dat ik een café van binnen heb gezien en ben intussen stamgast geworden in onze apotheek. Kroeglopen is iets van het verre verleden; sweet memories. En dweilen doe ik heel af en toe binnenshuis.

Ik las dat wijlen de dichter Willem Wilmink zijn versjes en gedichten ook wel eens in café ’t Bolwerk, in Enschede, schreef. Hij kwam er graag (en vaak) en noteerde er zijn laatste wens in dichtvorm:

Begraaf mij onder
’t Bolwerk, 
want al is crematie
netter,
ik wil boven stappen 
horen en het lied van
Stormy Wheater

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *