Spiegelbeeld, vertel eens even…

Zondagmijmering

Minstens één keer per dag zie ik me in de spiegel. Vroeger vaker, maar nu ken ik me onderhand wel. Al herken ik me niet elke morgen meteen van de foto’s van veertig, vijftig jaar geleden. Time flies.

’n Enkele keer, als ik ’s ochtends in de spiegel kijk, neurie ik bijna automatisch dat liedje van Willeke Alberti dat in de vijftiger jaren een tophit was: ‘Spiegelbeeld, vertel eens even. Ben ik heus zo oud als jij…’. Ik kijk naar me in de spiegel, knik me goedemorgen, vraag soms hoe het met me is en verlang naar koffie.  

Als ik goed geteld heb staat in de bovenstaande alinea acht keer het woordje ik. Best veel, maar het kan nog ‘erger’, luister maar eens als mensen je vertellen wat hen is overkomen, altijd die ik, bijvoorbeeld:  

‘Ik zeg tegen hem, daar kom je wel laat mee, zeg ik’
…. ‘Nou ja, je wilde niet luisteren, zei ‘ie’.
‘Ik zeg: niet luisteren? Ik ben een en al oor’.
… ‘Maar je nam de telefoon niet op’.
‘Nou wordt ‘ie mooi, zeg ik meteen. Je weet dat ik even de stad in was, zei ik zo. En ik heb liever dat je het recht in m’n gezicht zegt, zeg ik nog, weet je wel.
Dit pik ik niet, riep ik, maar hij stapte al op de fiets.
Ik kan daar zo pissig om worden; ik mag toch wel zeggen wat ik vind?
Maar hij is zo’n eikel: altijd maar ik, ik. ik ’. En ik dan?’.

Het draait vaak om ‘ik’. Dat las ik in de Uitgebreide en Herziene Encyclopedie van de Grote Woorden, van de dichter Mark Boog. Dat Encyclopedie is wat misleidend, want dan denk je al gauw aan honderden pagina’s. Maar dit boekje is nog geen tachtig kleine pagina’s dun.

Ik lees zijn gedicht ‘Ik’:

Zie daar: ik. Voor de spiegels te staan en zo lang te kijken dat men zichzelf wordt:
een ander. Onthutsende ervaring: onze gewoonte
is stuitend. Wat verbeelden wij ons?
Dat wij niet weten wie wij zijn. Ik ken mij
minder dan jou, jij mij meer dan jezelf.
De eenvoudigste zaken zijn de ingewikkeldste.
Ik zie liever jou, voor wie in deze spiegel altijd plaats is –
ik neem mij terug door even over tegengestelde schouders te kijken,
daarna bijna zichtbaar weer in mij te varen.
We glimlachen wee naar elkaar, dubbel.

Spiegels hebben een magnetische aantrekkingskracht, en niet alleen op kinderen. Etalageruiten zijn openbare spiegels. Let maar eens op hoeveel mensen zichzelf even spiegelen als ze door winkelstraten lopen en helemaal niet kijken naar wat er in die etalage ligt, hangt of staat.  

Je kunt kinderen – en mij ! – niet vrolijker maken dan met lachspiegels, waar alle ijdelheid wordt weg gelachen. Trouwens, ‘Alles is ijdelheid’, zoals Prediker al zei. Vrouwen ijdeler dan mannen? Dat geloof ik niet. Ik ben net zo ijdel als mijn vrouw. En die is het niet!

Er bestaan spiegeldoolhoven waarin je knettergek kunt worden en knots-wanhopig. Tussen de twee wereldoorlogen waren vooral in België en (zuid) Nederland spiegeltenten bijzonder populair. Dat waren ronde houten danstenten; de dansvloer in het midden, knusse zitjes rondom en overal in de rondte heel veel spiegels, geslepen glas en kleurrijke wandschilderingen, vaak in Jugendstil. Wat zou het leven zijn zonder spiegels…?

Ook zonder sneeuw en blaadjes op de rails lag het treinverkeer afgelopen week bijna een dag stil; storing. En als de trein op tijd rijdt is dat vaak perrongeluk… Het is meer dan een jaar geleden dat ik in een trein stapte; corona, anderhalve meter, mondkapjes en het advies om geen onnodige reizen te maken, vandaar. Dus zag en zie ik alleen maar treinen als ik voor een gesloten overweg sta, of als ik er een, parallel aan de snelweg, voorbij zie sprinten.

De dichter Willem Wilmink heeft z’n eigen belevenis van treinreizen:  

Met de allerliefste in een trein
kan aangenaam en leerzaam zijn.
De prachtig vormgegeven stoel
geeft allebei een blij gevoel.
Voor ’t verre reisdoel kant en klaar
zit ik dus tegenover haar.
De trein maakt zijn vertrouwd geluid
en zij rijdt vóór-, ik achteruit.
We zien dezelfde dingen wel,
maar ik heel traag en zij heel snel.
Zij kijkt tegen de toekomst aan,
ik zie wat is voorbij gegaan.
Zo is de huwelijkse staat:
de vrouw ziet wat er gebeuren gaat,
terwijl de man die naast haar leeft
slechts merkt wat zijn beslag al heeft.
Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik het verleden uit.

En beiden aan dezelfde ruit…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *