Ogen dicht en lopen maar…

Tratoria Polese |

Wakker liggen. De slaap niet kunnen vatten, midden in de nacht. Ik denk dat het iedereen wel eens overkomt. Het nare van dat nachtelijke wakker liggen is dat je meegezogen kunt worden in een draaikolk van minder leuke gedachten en dan wordt het al gauw piekeren.  

Er zijn (flauwekul)foefjes om snel weer in slaap te komen. Zoals schapen tellen. Maar dat vind ik zo’n schaapachtig gedoe. Of steden zoeken bij alle letters van het alfabet. Maar of die echt helpen?

Als kind kreeg je te horen dat Klaas Vaak langs zou komen; het zandmannetje. Die strooide wat zandkorreltjes in je ogen en dan sliep je lekker in. 

Ik heb het altijd een achterlijk idee gevonden om kinderen zand in de ogen te strooien. Laten ze dat maar bij volwassenen doen.  

Klaas Vaak? Ammehoela… Hij lijkt me te veel op de loodgieter: als je ‘m nodig hebt heeft ‘ie geen tijd…

Ik heb een eigen methode om weer in slaap te vallen. Door te gaan lopen; in gedachten. De laatste keer dat ik last had van die tijdelijke slapeloosheid ben ik weer eens op stap gegaan, in de stad waar m’n hart ligt: Rome. Ogen dicht en lopen maar… Zonder plattegrond, want m’n favoriete routes zitten in m’n geheugen gegrift.  

Ik begin dit keer op de Piazza del Popolo, waar eeuwen lang de pelgrims uit de noordelijke landen de stad binnen kwamen. Aan het plein ligt de kerk van de Augustijnen met daarin, bijna achteloos in een schemerdonkere kapel, twee Caravaggio’s. Aan de kerk is het klooster van de paters vast gebouwd. Daar heeft de monnik Luther enige tijd gewoond en daar veranderde zijn verbazing over de decadentie van de Roomse Kerk gaandeweg in verontwaardiging en ergernis. Het gevolg kennen we…

Achter het klooster klim ik omhoog, naar de Pincio, het grootste en mooiste flaneerterras van de stad. Ik kijk neer op de Piazza del Popolo en over de dakenzee van de binnenstad. Recht voor me, in de verte, staat de koepel van de Sint Pieter indrukwekkend op de horizon. Achter me begint het Parco Borghse met z’n vele, vaak lichtjes ruisende pini, die karakteristieke parasolpijnbomen. De Italiaanse componist Ottorino Respighi (1879-1936) heeft er een prachtig symfonisch gedicht over gecomponeerd: I Pini di Roma, in combinatie met Le Feste di Roma en Le Fontane di Rome vormt het een spectaculair muzikaal drieluik.  

Ik wandel boven langs, richting stad, passeer de krijtwitte Villa Medici waar de Franse Academie is gevestigd en kom tenslotte uit boven aan de Spaanse Trappen. Het is telkens een adembenemend moment om die versteende waterval van trappen en balustrades van bovenaf te zien; gracieus en speels tot op de Piazza di Spagna. Ik daal de trappen af, steek de straat over en loop de Via Condotti in, de magneet voor topjuweliers en haute-couturehuizen. Pure luxe. Halverwege de straat sla ik links af, richting Piazza San Silvestro. Ooit het stinkende, lawaaierige knooppunt voor tientallen stadsbussen. Nu een saai, maar tenminste rustig plein. Ik zou even de doorsteek kunnen maken naar de Trevi-fontein, maar zie er van af. Je moet zo’n nachtelijke wandeling ook weer niet gaan overdrijven…

Dus meteen maar naar het politieke hart van Italie: Palazzo Montecitorio. Op het dubbelplein liggen naast elkaar het werkpaleis van de Italiaanse ministerpresidenten (Palazzo Chigi) en de Kamer van Afgevaardigden. De Senaat zetelt iets verderop. Statig van buiten, maar van binnen gaat het er vaak heftig en soms chaotisch aan toe.  

Veel is er niet te zien en dus loop ik door. Ik ruik koffie. Logisch, want vrijwel om de hoek ligt de fameuze bar/koffiewinkel de Tazza d’Oro, waar je koffiebonen uit alle delen van de wereld kunt kopen; per onsje of per kilo. Het is tijd voor een cappuccino, maar dan liever tien passen verder. Op een van de terrassen van de Piazza della Rotonda, met als imponerende blikvanger het Pantheon met z’n afgeplatte koepel met dat open gat van 9 meter doorsnee. 

Na de koffie loop ik even door naar de Piazza della Minerva, genoemd naar de kerk van de Santa Maria sopra Minerva. Op dat pleintje staat een wonderlijk beeld van Bernini (1598-1680): een olifantje met een kleine Egyptische obelisk op z’n rug. De toenmalige paus had een soort van wedstrijd uitgeschreven om die obelisk een mooie plek te geven. De Dominicanen, die aan datzelfde plein hun klooster hadden en nog hebben, wilden inspraak over het ontwerp en de plaatsing, want de obelisk was in hun kloostertuin gevonden. Maar de paus gunde de opdracht aan Bernini. 

Die zette het olifantje met z’n kont naar het klooster alsof hij wilde aangeven schijt te hebben aan de paters. Non e vero?, e ben trovato; niet waar?, toch mooi gevonden…

Ik moet verder, de tijd dringt, ik begin slaap te krijgen… Geen tijd om even binnen te lopen in de San Luigi dei Francesi, de officiële kerk van de Fransen in Rome. Ook daar hangen drie Caravaggios’s met fragmenten uit het leven van de Evangelist Mattheus. De literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens (1929-2008) noemde het scharlakenrode kleed van Mattheus eens ‘het mooiste rood van Rome’. 

Nu gaat het linea recta naar de Piazza Navona, het plein mooiste van de stad. Die oude renbaan is een heerlijk, levendig plein met een paar fonteinen, de kerk van de heilige Agnes en voor de rest vrijwel uitsluitend restaurants. Toeristenfuiken, waar obers je opdringerig naar binnen proberen te praten. 

Ik heb m’n eigen lunchadres en wandel daarheen via een wirwar van straatjes en steegjes waar het volkshart van de stad nog volop klopt. Een pizzabakker naast een ijssalonnetje, een inpandige garage voor scooters en motoren naast een zilversmid, een kralenwinkel, een souvenirwinkeltje, een stoffeerderijtje, barretjes en restaurantjes, een patissier en ‘n hoedenwinkeltje. 

Op het plein voor de Chiesa Nuova lees ik nog even de levensles op de ronduit lelijke Soepterrinefontein: 

Ama Dio e non fallire
Fa del bene en lassa dire
(Bemin God en zondig niet;
Doe het goede en laat de mensen maar kletsen)

Mijn favoriete stamrestaurant – al sinds jaar en dag – ligt aan de overkant van de straat, aan de achterzijde van een klein vierkant pleintje met een standbeeld van vraag me niet wie en een paar hoge, schaduwrijke bomen. ‘Polese’ is de naam en ik weet al precies wat ik na al die uren lopen ga eten: een paar gevulde courgettebloemen, wat rauwe ham met sappige mozzarelle en een bord spaghetti al la vongole. En natuurlijk een karaf koele witte Frascati, de huiswijn van veel Romeinse restaurants. Espresso en een Grappa van het huis. 

Nu nog naar m’n kloosterhotelletje, achter het Vaticaan. Maar dat haal ik niet. 

Nauwelijks over de Tiber val ik in een diepe slaap. Bij de Engelenburcht…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *