Kan de lamp even uit?

De Wageningse Berg is 40,5 meter hoog. Hoog?, berg? Ach ja, wat wil je? In een land dat voor een groot deel beneden de zeespiegel ligt lijkt elke molshoop al gauw op een berg. Ik was een paar dagen geleden op die Wageningse ‘berg’ en heb in het gelijknamige hotel-restaurant genoten van het uitzicht over die rustgevende Neder Rijnvallei.

Gek genoeg moest ik even denken aan Schauinsland, vrij vertaald: Kijkintland. Dat is een dorp vlakbij de Zuidduitse stad Freiburg. Wie over de Autobahn van Frankfurt naar Bazel rijdt kent die naam omdat ‘ie op de grote verkeersborden staat. Maar (bijna) iedereen rijdt er voorbij en laat Freiburg letterlijk links liggen. Jammer, want het is een aangename stad.

In Freiburg begint de bochtige weg naar Schauinsland, aan de rand van het Zwarte Woud, op een hoogte van bijna 1300 meter en waar je kennelijk een formidabel uitzicht hebt op de Vogezen, de Alpen en natuurlijk op Frankrijk, aan de overzijde van de Rijn. Vele jaren geleden ben ik eens met de auto begonnen aan die klim, maar hield het vèr voor halverwege al voor gezien. Hoogtevrees. Op de Wageningse Berg heb ik daar geen last van…

Ik heb nog eens nagezocht hoe ons Nederlandse ‘berg’landschap in elkaar zit en las alleen maar wat ik al wist. Dat is hoogst zelden het geval, maar dat terzijde…

De hoogste toppen vind je in het (zuid)Limburgse Heuvelland, maar ook de Limburgers waren chauvinistisch genoeg om de meeste heuvels een berg te noemen. De bekendste is de Cauberg , 134 meter. En de hoogste de Vaalserberg, bij het Drielandenpunt. Die is 322 meter hoog. Dat valt in dat glooiende landschap misschien niet zo op, maar op zeeniveau een uitkijktoren van die hoogte is héél hoog. De Euromast in Rotterdam is tenslotte ‘maar’ 185 meter…

Hoe zou het zijn op die Wageningse Berg in het hartstikke donker? vroeg ik me af. Zou ik er dan zonder zaklantaren een wandeling durven maken?, zou ik bij heldere hemel ineens heel veel meer sterren zien? Vragen die bij me opkwamen naar aanleiding van een interview met de schrijfster en theatermaakster Marjolijn van Heemstra over haar ervaringen met de donkerte. Geen flauwe duisternis, maar zo donker dat je in eerste instantie geen hand voor ogen kunt zien.

Het verrassende van haar ervaring is dat de wereld – gek genoeg – groter voelde dan wanneer ze in het licht loopt. En dan heeft ze het over een klein bos aan de rand van haar stadse woonwijk. Ze zag in het donker méér dan ze had gedacht en citeert instemmend de Noorse dichter John Fosse: ‘Je kunt nergens verder kijken dan in de duisternis’. 

Maar lang niet overal, ook niet in Nederland. De grote steden zijn wereldwijd altijd verlicht, maar ook veel platteland. Overal brandt altijd licht: reclamelichten, lantarenpalen, de kassen in het Westland, verlichting in huizen, beveiligingslampen bij fabrieken. Allemaal bedoeld voor economische groei en onze veiligheid op straat. We weten niet beter dan dat er altijd overal ergens wel licht is, al is het maar in de verte. En in onze dichtbevolkte samenleving is de verte vaak heel dichtbij. Dat allemaal samen heet lichtvervuiling.

Donker is voor veel mensen angstaanjagend. Ook de meeste kinderen zijn er niet echt dol op. We willen dag en nacht graag iets zien, want we zijn gaandeweg de voorbije eeuwen de donkerte ontwend geraakt. Een lid van de Amerikaanse Haudenosaunee Indianenstam zegt over duisternis en donkerte: ‘Het is in de nacht dat we andere werelden ingaan, andere tijden in het verleden èn de toekomst. Alleen door te dromen kunnen we vrede sluiten met het feit dat we uit méér bestaan dan wat we alleen overdag zien. We zijn nooit alleen, we zijn nooit beperkt tot ons eigen lichaam zolang we de nacht hebben en die gebruiken om onze plaats in het juiste perspectief te zien’.

De nacht is een inspiratiebron voor veel dichters, zoals voor Giuseppe Ungaretti (1888-1970), die in 1916 zijn ‘Mooie nacht’ op papier zette:

Welk gezang is er vannacht opgestegen
dat in de sterren
de kristalheldere weerklank van het hart
heeft ingeweven
Welk feest is er ontstaan
van een vreugdevol hart
Ik was
een poel van duister
Nu bijt ik
als een kind de moederborst
de ruimte
Nu ben ik dronken
van heelal

‘Een verschil van dag en nacht’, hoor je vaak zeggen. Groter verschil bestaat niet. De nacht is donker – of hoort dat te zijn – en steelt kleuren, de volgende dag geeft ze terug. In de nacht leef je een kleurloos bestaan, de dag kleurt je leven. Ik ben soms blij als het donker is, maar ik ben telkens weer nòg blijer als ik bij het krieken van de dag de gordijnen open kan doen om het daglicht binnen te laten. En stillekes fluisteren: ‘Dag, nieuwe dag. Dag…’.

beeld: https://www.sterrenkids.nl/lichtvervuiling.jpg

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *