‘En ‘s zondags een krentenmikske…’

Veel meer dan wandelen en fietsen kun je als pensionado-zonder-hobby in deze semi-lockdown niet doen, afgezien van lezen en tv kijken, kokerellen en internetten. Allemaal bezigheden binnenshuis met minimale lichaamsbeweging. Dus wandelen. Uitgestrekte bossen liggen om de hoek van ons (grote) dorp Veenendaal, maar voor de broodnodige afwisseling wandel ik ook wel eens door en rondom het overzichtelijke centrum. In de aanpalende uitgestrekte woonwijken waag ik m niet. Daar raak je zonder tom-tom snel de weg kwijt.

Halverwege de Zandstraat heeft, in een fris wit hoekpand, Floris zijn winkel annex bakkerij. Kleinschalig, met een drukke klandizie. Ik kom er vaak en graag. Voornamelijk vanwege zijn vloerkadetjes. Ik heb de dikke van Dale geraadpleegd  om te weten waarom het vloerkadetjes heten. Eenvoudig: vloerbrood is volgens het dikke woordenboek, ‘meestal rond brood dat op de vloer van de oven of op een plaat gebakken wordt’. Kenmerkend voor de vloerkadetjes is de snee dwars over de bovenkant en de rijstebloem waarmee die broodjes bestrooid worden.

Het was een halve eeuw geleden nog heel gewoon dat in katholieke gezinnen aan tafel hardop het Onze Vader werd gebeden of ‘Heer, zegen deze spijzen’. Je moet vandaag de dag als katholiek van goede huize komen om in gezelschap ’n kruisje te slaan voordat je aan de maaltijd begint. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ is een zin uit het Onze Vader, met ’n speelse Brabantse aanvulling: ‘En ’s zondags een krentenmikske’.

Nog niet zo lang geleden was er in de meeste bakkerswinkels weinig keus: wit, bruin, rogge en krentenbollen. Dat was het wel zo’n beetje. De doorbraak kwam toen ook in Nederland stokbrood te koop was. Sindsdien is het rap gegaan. Bakkers en supermarkten bieden een enorme variatie in brood en broodjes uit alle windstreken. Waarbij het wittebrood meer en meer op de achtergrond raakt; te ‘ongezond’…, terwijl het ooit gold als luxe.

Dagelijks loop ik langs het theater de Lampegiet, letterlijk om de hoek van ons appartement. Het is genoemd naar een folkloristisch feest dat herinnert aan de tijd dat er nog geen elektrisch licht was. Halverwege september werd het te donker om in fabrieken en thuis nog bij daglicht te werken. Dan werden de gaslampen aangestoken en de eerste keer dat dat gebeurde werd het uitbundig gevierd. Lampegietersavond wordt gevierd op de maandag die het dichtst bij 17 september valt. Dan trekken in veel gemeenten in de Gelderse Vallei op de lampegietersavond  kinderen, verkleed en met lampionnen, in optocht door de straten. En na afloop krijgen ze de traditionele traktatie: kaneelbeschuit en warme chocolademelk.

De Lampegiet is van buiten allesbehalve mooi. Minder diplomatiek gezegd: het is een lelijk gebouw. Van binnen is het keurig, maar sobersaai. Het theater is een geliefde locatie van artiesten en gezelschappen voor try-outs. Kritisch publiek, vooral als het om scabreuze teksten gaat. Het is artiesten overkomen dat mensen tijdens de voorstelling boos de zaal verlieten omdat ze de teksten en grappen niet pruimden.

Het theater telt één zaal met zo’n 550 stoelen, een restaurant en ‘n ruime foyer. Het moet  worden uitgebreid, met een kleine zaal. Maar dat kost geld en dus moet de gemeenteraad er aan te pas komen en goedkeuring geven.

Alle fracties waren in een recent debat vóór verbetering en uitbreiding. Alleen de SGP vond het maar niks; ‘er zijn wel belangrijker zaken’, was het argument om tegen te stemmen. Natuurlijk. Dat is altijd, overal en wereldwijd het knelpunt: waar geef je je centen aan uit? Het blijft altijd afwegen en keuzes maken. In de landelijke, regionale en ook plaatselijke politiek. Maar ook in je privéleven.

De afgelopen corona-maanden/jaren bungelde de cultuur onder aan het prioriteitenlijstje van het vorige kabinet en het is nog maar de vraag of het onder het nieuwe kabinet beter wordt. Het is maar cultuur hoor je vaak zeggen; ‘er zijn wel belangrijker zaken…’. De filosoof Stine Jensen schreef onlangs in een krantencolumn: ‘Wie de cultuursector sluit, draait de kraan van de verbeeldingskracht dicht’. De Indiase vrijheidsactivist Mahatma Gandhi (1869-1948) zei het nog treffender: ‘Cultuur woont in het hart en de ziel van de mensen’. Cultuur is niet alleen het Koninklijk Concertgebouworkest, maar ook het kerkkoor, de fanfare en het amateurtoneel.    

De corona-varianten werken eenzaamheid in de hand, terwijl samenzijn kenmerkend is voor de mens, verstokte Einzelgänger en kluizenaars daargelaten. Veel mensen houden nu eenmaal van veel mensen bij elkaar. De corona-beperkingen hebben daar een streep door gehaald. En dat hakt er in.

Eenzaamheid ligt op de loer, niet alleen bij oudere alleenstaanden, maar ook bij jongeren. Het is vurig te hopen dat op de eerstvolgende persconferentie versoepelingen kunnen worden aangekondigd. Want volgens de Amerikaanse schrijver en humorist Josh Billings (1818-1885) is ‘de eenzaamheid een goede plaats om te bezoeken, maar een slechte om er te blijven’.

Op een van m’n stadswandelingen ontdekte ik een muurgedicht dat ik nog niet eerder had gezien. Dit, van de mij onbekende Daniël Voogsgerd, past wel een beetje in deze lockdown-periode van eenzaamheid.

                                     Een krolse poes te Amsterdam
                                     dronk zich eenzaam kachellam.
                                     Katsbezopen, heel ver heen,
                                     sliep ze in, nog steeds alleen.
                                     En toen, enkele uren later,
                                     werd ze wakker met een kater