De besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie

Innerlijke vernieuwing, openstaan ​​voor de wereld |

Vandaag precies 60 jaar geleden opende paus Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie. De nieuwe oriëntaties van dit concilie hebben het gezicht van de Kerk veranderd en de ramen naar de wereld opengezet, de Katholieke Kerk een allesomvattende vernieuwing in gang.Sommige resoluties wachten nog steeds om vandaag te worden uitgevoerd – een overzicht.

kerk begrip

De grondwet “Lumen gentium” (1964) beschrijft het nieuwe zelfbegrip van de rooms-katholieke kerk en spreekt over de kerk als de gemeenschap van gelovigen, als het “volk van God” op de reis door de tijd. In deze kerk, die voortdurend wordt hervormd, wordt het “gemeenschappelijke priesterschap” van alle gelovigen benadrukt, wat zich in verschillende vormen manifesteert bij priesters en leken. Het Bisschoppencollege wordt opgewaardeerd. Het leidt, als een aanvullende verklaring van paus Paulus VI. stelt de kerk “met en onder Peter”.

liturgie

De grondwet “Sacrosanctum Concilium” (1963) roept op tot meer gebruik van de respectieve landstaal in kerkdiensten. De gelovigen dienen als geloofsgemeenschap actief betrokken te worden bij de liturgische gebeurtenissen; de focus op de priester verdwijnt. De concilievaders benadrukten de waarde van bijbelse verkondiging en kerkmuziek in de eredienst. Het nieuwe Romeins Missaal van 1969/70 gaat verder en vervangt de oude Tridentijnse Mis, waarin de priesters het Misoffer met hun rug naar de gelovigen vieren. Talloze tradities en riten zoals de preek op de preekstoel of de “stille mis” worden afgeschaft.

vrijheid van geloof

De verklaring “Dignitatis humanae” (1965) over godsdienstvrijheid verwijst naar de onschendbare menselijke waardigheid van elk individu en geeft alle mensen het burgerrecht om vrijelijk hun religie te kiezen volgens hun eigen geweten. Niettemin benadrukt het Concilie de overtuiging dat de “enige ware religie” verwezenlijkt wordt “in de katholieke, apostolische kerk”.

oecumene

De concilievaders voltooien een fundamentele theologische opening naar orthodoxen en protestanten. Het decreet “Unitatis redintegratio” (1964) is een mijlpaal in de bereidheid van de Roomse Kerk voor de oecumenische dialoog. In een gezamenlijke verklaring op de voorlaatste dag van het Concilie werd door paus Paulus VI en de oecumenische patriarch van Constantinopel, Athenagoras, de wederzijdse excommunicatie opgeheven die in 1054 door hun voorgangers was uitgesproken.

Jodendom en andere niet-christelijke religies

De verklaring “Nostra aetate” (1965) verduidelijkt de relatie van de Roomse Kerk tot niet-christelijke religies. Met een duidelijke afwijzing van het traditionele anti-judaïsme begint een verzoening van de kerk met het jodendom. Het document benadrukt wat verbindt met andere religies zonder afbreuk te doen aan hun eigen aanspraak op waarheid. De katholieke kerk, zo wordt gezegd, verwerpt niets dat “waar en heilig” is in de religies. Christenen, joden en moslims worden aangemoedigd om in dialoog onderlinge misverstanden uit de wereld te helpen.

kerk en wereld

De grondwet “Gaudium et Spes” (1965) probeert de positie van de “Kerk in de wereld van vandaag” te definiëren. Belangrijke onderwerpen waren de relatie tussen bewapening, agressieve oorlog en zelfverdediging, een veroordeling van het communistische atheïsme en een combinatie van wetenschappelijke en economische vooruitgang met beleefde solidariteit.

Bijbel en Openbaring

De grondwet “Dei Verbum” (1965) over goddelijke openbaring maakte de weg vrij voor een nieuwe wetenschappelijke benadering van de Bijbel door historisch-kritische interpretatie toe te staan. Het document tracht een evenwicht tot stand te brengen tussen de Heilige Schrift, de kerkelijke traditie en het kerkelijk leergezag. Openbaring wordt opgevat als Gods zelfcommunicatie in woorden en daden.

episcopaat

Het Concilie versterkt niet alleen de positie van de leken ten opzichte van de priesters en bisschoppen. In het decreet “Christus Dominus” (1965) betreffende het bisschoppelijk pastoraal ambt in de kerk, versterkt het ook de leer- en bestuursfunctie van de bisschop in zijn bisdom met betrekking tot het ‘hoofdkwartier’ van de Roomse kerk en het opkomende instrument van nationale bisschoppenconferenties. De nadruk op de bisschoppelijke collegialiteit vormt een tegenwicht tegen de definitie van het pauselijke primaat in Vaticanum I (1870/71).

Geestelijke roepingen en lekenapostolaat

In verschillende decreten stelt de Raad richtlijnen op voor een eigentijdse vorm van christelijk leven en ambt in spirituele beroepen voor priesters, religieuzen en leken. Het belang van de roeping van leken wordt benadrukt, de vorming van priesters wordt gereorganiseerd. De missionaire activiteit van de kerk krijgt een nieuwe theologische basis in het decreet “Ad gentes“.

media

Het Raadsdocument “Inter mirifica” (1963) moedigt katholieken aan om mediacompetentie te verwerven, door te geven en zo via de media christelijke standpunten in de samenleving te laten horen.

Voor praktisch alle conciliedocumenten geldt dat ze de aanzet hebben gegeven in de afgelopen 60 jaar tot voortdurende reflectie, uitdieping en zoeken naar een nieuw praxis van een Kerk die haar opdracht ten dienste van de wereld wil waarmaken.

zie videoclip

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *