Kerstmijmering: Jozef & Zoon….

door Frans Wijnands

Terwijl Maria de geit melkte luisterde ze naar het getik van de hamer waarmee Jozef in zijn
kleine werkplaats spijkers sloeg in wat hijzelf het fijnste meubelstukje vond dat ‘ie ooit
gemaakt had: een wiegje. Je zou er niet aan moeten denken dat je zo’n kleintje in een kribbe
zou moeten leggen…

Het tsjiep, tsjiep van de straaltjes melk in de houten emmer ging gelijk op met de
hamertikken: tsjiep, tsjiep.., tik, tik…, tsjiep, tsjiep…, tik, tik…
Ze glimlachte, voelde zich gelukkig. Een kind op komst en een lieve man die geen moeilijke
vragen had gesteld over haar zwangerschap. Gods wil geschiede…
Hij was zorgzaam, bescheiden. Een man van weinig, laat staan grote woorden.
Soms legde hij een hand op haar schouder, of streek langs haar wang en noemde haar dan
‘lieve vrouw’.
Ze hield op met melken, stond op en klopte de geit even op de rug.
Melk is goed voor je, hadden haar vriendinnen gezegd. En ook voor het kind.
Ze luisterde opnieuw naar de geluiden uit de werkplaats.
Geen hamerslagen meer, maar het rustgevende geruis van een schaaf.
Jozef polijstte nog maar eens de randen van de wieg. Het kind zou zich geen pijn kunnen doen
aan een splinter, hoe klein ook.
Nu glimlachte ook Jozef. Hij hoopte op een zoon; een compagnon en opvolger van zijn
bedrijfje: Jozef & Zoon.
De zaken liepen goed. Hij werd in heel Nazareth gewaardeerd om zijn vakmanschap.
Twee eeuwen later zouden de mensen hem een zzp-er hebben genoemd.
Hij was het liefst alleen bezig in zijn werkplaats, had geen knecht of krullenjongen nodig.
Eigen baas.
Maar een zoon was natuurlijk wat anders.
Hij zou hem het vak leren: stoelen, tafels, deuren, kozijnen. Geen kruisen, zelfs niet als de
Romeinse bezetter er om zou vragen.
Maar hij hield zijn gedachten en dromen voor zichzelf, want hij wist dat Maria op een meisje
hoopte. Vrouwen onder elkaar, dacht hij.
Jammer van die reis naar Bethlehem. Minstens 35 uur gaans naar het zuiden en dat allemaal
voor zo’n onnozele volkstelling.
Hij wist dat Maria op zag tegen de reis. Ze was bijna uitgeteld en als het kind een dag of wat
te vroeg zou komen, zou het zomaar onderweg geboren kunnen worden.
Of ginds, in dat verre Bethlehem.
We zien wel…., onderbrak hij zijn gepeins en veegde de houtkrullen en het zaagsel bij elkaar.
Over een paar dagen zouden ze vertrekken en het hij wilde huis en haard netjes achter laten.
Het kon wel eens ’n lange reis gaan worden.

En dat allemaal voor de lieve vrede…
Vrede op aarde.
Als dat eens zou kunnen…
Bidden om vrede is een gebed zonder einde,
maar zonder hoop is het leven hopeloos…

Elk lampje wil schijnen…
In onze boom
groen als nooit tevoren
brandt één lampje niet.
Het valt niet op
het zit niet van voren
eigenlijk niemand die het ziet.
Het lampje is niet stuk of zo
het geeft gewoon geen licht.
En wij…
wij laten het gebeuren,
het zit toch niet in het zicht.
Maar ergens in de nacht,
als alle andere lichtjes doven
zien wij soms
onverwacht
en haast niet te geloven
dat ene lichtje stilletjes fonkelen.
Warmer, mooier dan de rest.
en dan weten wij weer
dat elk lampje
wil schijnen met kerst
(Toon Hermans)

beeld: https://www.holyhome.nl/bijbelplaten-

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *