Bericht uit het verpleegtehuis, familiegeheim

Mevrouw Abbee die op mijn verpleeghuisafdeling komt wonen, is weduwe. Haar man was huisarts met een praktijk aan huis. Samen hebben ze tien kinderen gekregen die zij heeft grootgebracht, terwijl ze daarnaast de telefoon van de praktijk opnam en de patiënten binnenliet. Een leven van dienstbaarheid. Op de dag van opname, als ik me aan haar kom voorstellen, feliciteert ze mij met mijn mooie opleiding. Ze vindt dat ik als arts iets bereikt heb. In die ontmoeting zie ik een charmante maar wat formele dame, die gul complimenteert. Tijdens haar verblijf laat ze geen opvallend gedrag zien: stil, vanuit een hoek van de gemeenschappelijke woonkamer, observeert ze alles wat er gebeurt, zonder deel te nemen aan de gesprekken of activiteiten, zonder vriendschap op te zoeken. Tegen de tijd dat ze achteruitgaat en dat het sterven zich aankondigt, roep ik haar kinderen bij elkaar om rond de tafel te zitten. Haar oudste dochter en drie zonen komen het gezin vertegenwoordigen. We bespreken uitgebreid wat er te verwachten valt: het afnemen van eten en drinken, de bedlegerigheid, opties om eventuele pijn, angst, onrust en kortademigheid te bestrijden. Wel of niet waken en het inlichten van mensen van wie zij afscheid zou willen nemen en het wel of niet geven van het sacrament der zieken….

Op het moment dat het gesprek ten einde komt en wij afscheid van elkaar nemen, komt de jongste zoon met de bijzondere vraag:  ‘Hoe kijkt u naar mijn moeder, niet door uw medische maar door uw mensenbril?’ Het is voor het eerst in mijn loopbaan dat mij zo’n vraag gesteld wordt en terwijl ik me bewust ben van mijn verbazing, geef ik zonder na te denken het antwoord: ‘Ik zie een vrouw die zich in haar ivoren toren heeft opgesloten en die een groot geheim bij zich draagt.’ Er valt een stilte: die ivoren toren herkennen ze allemaal. Ze hebben aan haar geen warme moeder gehad. Alles was altijd prima geregeld, maar persoonlijke aandacht, een knuffel, een belangstellend gesprek hebben ze niet gekend.

Maar een geheim, nee, dat kunnen ze niet beamen. Totdat de oudste dochter het woord neemt: ‘Moeder heeft mij één keer toevertrouwd, dat ze door opa herhaaldelijk verkracht is en dat hij haar bedreigd heeft met de dood als ze iets  zou vertellen.’ De dochter heeft het vermoeden dat ook kleindochters misbruikt zijn, inclusief haar zussen. Het grote verdriet was, dat moeder zich niet bij machte had gevoeld om hen te beschermen. Het familiegeheim ligt op tafel. Een verpletterende stilte volgt hierop. Het verhaal is te groot om te bevatten.

Als mevrouw drie dagen later rustig overlijdt, zijn we niet teruggekomen op het onderwerp.

Bij het afrondend gesprek, zes weken later, zie ik de jongste zoon terug als afgevaardigde van zijn broers en zussen. Hij vraagt mij of ik zijn moeder voor haar sterven ingelicht heb, over het gesprek dat we samen gevoerd hadden. ‘Nee, maar wat maakt dat u mij die vraag nu stelt?’ ‘Zij heeft zo mooi afscheid van ons allemaal genomen. Mij heeft ze verteld dat ik een goede jongen was en heeft me bedankt voor mijn goede zorgen voor haar. Het was voor het eerst dat ze iets persoonlijks en liefs tegen mij zei. ‘Het heeft me ontroerd en alles goedgemaakt.’ ‘Misschien, dat u, nu u ingewijd bent in haar geheim, nu meer begrip en compassie voor haar voelt, iets wat juist mensen die erg verzwakt zijn, zo haarscherp aanvoelen.’

Ook wist hij me te vertellen dat er inmiddels een neven- en nichtenreünie georganiseerd was met ‘opa’ als thema van de dag: het was een héél bijzondere dag geworden! Hij wilde mij hiervoor bedanken… maar híj was diegene die de bijzondere vraag had gesteld waardoor uit mijn onderbewuste een antwoord getoverd was dat naar deze onthulling had geleid. Een wonder!