Een receptionist die slingers ophangt

Als alle bewoners voor het avondeten terugkeren naar hun afdeling, wordt het stil in de grote ontmoetingsruimte bij de ingang van het verpleeghuis. De avondreceptionist zit dan vaak te lezen en af en toe schuifelt er iemand achter zijn rollator op zoek naar… ja, naar wat?… om daarna weer stilletjes te verdwijnen.

De reuring van de middag is weg. Wat overblijft draagt iets van verlatenheid, eenzaamheid en mismoedigheid uit. Het is het gebruikelijke tafereel dat ik er aantref als ik er ’s avonds kom. Uitzondering daarop blijkt als Jeroen er werkt. Zittend achter de piano, omringd door bewoners, speelt hij meezingers zoals ‘tulpen uit Amsterdam’. Het repertoire heeft hij op zijn publiek afgestemd en sommigen zingen mee. Door toeval ontmoet ik deze bijzondere receptionist, die al lang door de bewoners is ontdekt.

Jeroen is een jonge man die niet alleen verdienstelijk piano speelt; hij blijkt ook architect te zijn. Als ik vraag naar zijn werk, naar wat hij er belangrijk aan vindt, naar wat hem daarin blij maakt, antwoordt hij door over zijn laatste project te vertellen.

Een opdrachtgever had een huis gekocht dat onder monumentenzorg viel. Naar zijn smaak was het te donker; hij wilde graag meer natuurlijk licht binnen hebben. De buitenmuren moesten in dezelfde staat b∂lijven omdat het aanzien onveranderd moest blijven. Ramen vergroten of nieuwe ramen aanbrengen was dus niet aan de orde. Met kunstlicht werken was ook geen optie: het moest om daglicht gaan.

Jeroen had deze ogenschijnlijk onmogelijke opdracht graag aangenomen, blij dat het om een uitdaging ging. Na veel denken was hij met een oplossing gekomen. Een deel van het dak was door glazen platen vervangen, en op iedere verdieping waren glazen vloerdelen aangebracht. Aan dit gepuzzel had hij veel plezier beleefd en het resultaat was navenant.

Voor de housewarming party was hij uitgenodigd en er ook getuige van geweest hoe zijn opdrachtgever de gasten door het huis had rondgeleid. Die deed in zijn enthousiasme alsof alle ideeën uit zijn eigen koker waren gekomen.

Een beetje verontwaardigd over het zich toe-eigenen van andermans ideeën, vraag ik Jeroen of hij het ook niet chiquer had gevonden als deze opdrachtgever de eer aan hém had gegeven.

Onaangedaan komt hij met een voor mij onverwacht antwoord: ‘Welnee, dat was het grootste compliment dat hij kon geven. Zo wist ik zeker dat ik goed geluisterd had en mijn werk goed gedaan had.’

Jeroen boort zijn gaven aan en deelt ze gul met anderen. Daardoor doen zich elke keer situaties voor waarin hij wordt uitgedaagd en waar plezier ontstaat. En dat is de reden dat hij ervoor kiest geen boek te lezen, als hij avondreceptionist is.