Praktijk: Samen écht sterk in de zorg

John van de Velden is een gescheiden man. Nu hij dementeert en niet meer zelfstandig thuis kan blijven wonen, wordt hij in ons verpleeghuis opgenomen. Aan zijn gespierde lijf en zijn grote stappen is te zien hoe vitaal hij nog is. Dat wordt al op de dag van opname bevestigd: ondanks zijn afasie, weet hij dwingend duidelijk te maken naar buiten te willen.

Hij ontsnapt steeds van de afdeling als bezoekers hem aanzien voor medebezoeker en voor hem de code-deur openhouden. Zo is hij vaak in de hal bij de hoofdingang te vinden en heeft de receptioniste moeite om hem binnen te houden. De boodschap van zijn gedrag in combinatie met het ‘ja-tenzij beleid’ van het verpleeghuis doet ons besluiten om met elkaar in conclaaf te gaan: ‘Hoe kunnen we hem tegemoetkomen?‘

GPS  

Eerst willen we verkennen hoe John zich op straat begeeft beweegt?  Is het veilig genoeg? Hij mag nu drie keer naar buiten, gevolgd door een verzorgende die zo nodig kan ingrijpen en hem intussen observeert. Zo steekt hij weleens over door rood maar nooit zonder eerst te kijken of er verkeer aankomt. We achten hem bekwaam genoeg om als voetganger de straat op te gaan. De technische dienst bestelt voor hem een navigatiesysteem GPS* en we maken bekend in het verpleeghuis dat hij zelfstandig naar buiten mag. Onderling spreken we af dat de receptie de afdeling belt, zodra hij naar buiten gaat. Zo kan de verpleging vanaf dat moment om het kwartier nagaan waar hij zich bevindt via de GPS op het computerscherm. Al gauw blijkt dit werk zo intensief dat de aandacht voor zijn medebewoners in het gedrang komt. Het bijstellen naar ‘om het halve uur checken’ geeft maar kortstondig wat lucht, want met de dag groeit zijn actieradius. Hierdoor moeten de medewerkers steeds verder om hem op te halen.

Als hij op een dag bij het station wordt gesignaleerd en men net kan voorkomen dat hij in de trein stapt, is de grens bereikt. De verpleging is niet alleen veel tijd kwijt om hem op het scherm te volgen en hem op te halen, maar ervaart de situatie als gevaarlijk en het beleid als onverantwoord. De spanning tussen voor- en tegenstanders groeit nu, de emoties laten zich gelden… Maar het ‘ja-tenzij-beleid’ blijft leidend: opnieuw gaan we in overleg.  

Plichtsgetrouw

In een gesprek met zijn kinderen komt naar voren dat John als militair erg plichtsgetrouw was. Zijn dochter vermoedt dat, als de dokter hem vertelt wat hij móét doen, hij zijn best zal doen om te gehoorzamen. Wij gokken erop dat, wanneer hij niet te ver van het verpleeghuis gaat, hij de weg terug zal weten te vinden. Hij krijgt nu van ons een horloge met een alarm dat we op twintig minuten instellen. Ik vertel hem dat hij bij het horen van de zoemer meteen moet omkeren om zich te melden bij de receptie. Hij behoudt zijn gps, zodat we zijn route kunnen blijven volgen. Hoe blij verrast zijn wij als we op het scherm zien dat hij zich na 20 minuten omkeert. Hij heeft de opdracht onthouden, weet de weg terug en meldt zich bij de receptie! Na een week is het duidelijk dat het niet op toeval berust. Ik bestel gebak om dit samen met alle betrokkenen te vieren.

Dankzij een vruchtbare samenwerking tussen medewerkers en familie is het gelukt hem tegemoet te komen: we zien hem steeds tevreden van zijn wandelingen ‘thuis’ komen. Ook ervaren we hoe de samenhang binnen het team is gegroeid en hoe dankzij John het papieren ‘ja-tenzij’beleid van het verpleeghuis gestalte heeft gekregen!