Paus Benedictus en de crisis, feiten en verzinsels

De redactie kwam onderstaande analyse van John Allen op het spoor. Hij is een bekende vaticanist die jarenlang Romeins correspondent was voor de National Catholic Reporter. Er zijn er weinig die zo goed geïnformeerd zijn als hij. In dit artikel zet hij de feiten rondom Benedictus XVI en de crisis op een rij. Wij brengen dit artikel in licht bewerkte vorm omdat het inzicht geeft in de complexiteit van de zaken en in een aantal feiten in tegenstelling met allerlei meningen die de ronde doen.

Hordes journalisten storten zich in deze dagen op de geschiedenis van Benedictus XVI en de crisis van seksueel misbruik. Berichten uit Duitsland hebben de periode van 5 jaar dat Ratzinger aartsbisschop van München was, nader onderzocht en berichten van afgelopen donderdag in de New York Times over het geval ‘Murphy’ in Milwaukee, stelde ook zijn Vaticaanse jaren ‘im Frage’, als hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer. Vanuit sommige hoeken wordt geklaagd dat dit alles is bedoeld om paus en kerk te beschadigen maar er is niets mis mee om deze vragen op te werpen.
Iedereen die zolang betrokken is bij de leiding van de kerk op de hoogste niveaus gedurende zo lange tijd, draagt onvermijdelijk een zekere verantwoordelijkheid voor de huidige crisis. In een crisissituatie is het buitengewoon moeilijk de juiste verhoudingen in het oog te houden. Benedictus is, gezien zijn geschiedenis, betrokken bij de huidige crisis, dat is een feit.
Drie thema’s zijn voor het nader onderzoek en juist begrip van betekenis. Nauwkeurig onderzoek van deze thema’s is noodzakelijk, niet allereerst om de paus te verontschuldigen maar om de feiten aan het licht te brengen, vóór de interpretaties en gissingen. Dan gaan we ook beter verstaan hoe we gekomen zijn in de situatie van nu.

 Ratzinger de spin in het web?

Sommige media suggereren dat de toenmalige kardinaal Joseph Ratzinger ongeveer een kwart eeuw leiding heeft gegeven aan het Vaticaanse ‘bureau’dat verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van misbruik, van 1981 tot april 2005. Daarom zou hij verantwoordelijk zijn voor wat het Vaticaan deed of naliet in die periode. Dat is feitelijk onjuist.

In werkelijkheid had Ratzinger geen enkele directe verantwoordelijkheid voor het thema ‘seksueel misbruik door priesters en religieuzen’ tot 2001, vier jaar voordat hij paus werd.Bisschoppen waren vòòr 2001 niet verplicht om gevallen van seksueel misbruik aan de Congregatie voor de Geloofsleer te melden. In 2001 schreef Johannes Paulus II op eigen gezag het document Sacramentorum sanctitatis tutela. Door dit pauselijke schrijven ontstond een nieuwe situatie.
Tot dan toe kwamen de meeste gevallen van seksueel misbruik nooit in Rome. Alleen als de situatie zich voordeed dat een priester/dader door zijn bisschop zou worden teruggebracht tot de lekenstand, tegen de wil van de dader, moest er een proces komen in Rome. Maar voor een dergelijk proces was een van de Vaticaanse rechtbanken de aangewezen instantie, niet Ratzingers Congregatie.Voor 2001 werd de Congregatie alleen erbij betrokken bij gevallen – die zelden voor kwamen dat het misbruik plaats vond in de context van de biecht. Alleen in dat geval is, volgens het kerkelijk recht, een rechtsinstantie binnen de Congregatie van de geloofsleer de aangewezen instantie die recht spreekt. Langs deze weg is het geval Degollado, de stichter van de Legionaires van Christus bij de Congregatie terecht gekomen en dat is ook de reden waarom de verantwoordelijken in Milwaukee het geval Murphy aan de Congregatie voorlegden.
Van de andere kant moet worden gezegd: Ratzinger was vanaf 1981 een van de topfiguren en daardoor heeft hij deel aan de complete onderschatting van de omvang van de crisis door Rome. Maar de suggestie dat Ratzinger gedurende 25 jaar dè verantwoordelijke man in het Vaticaan was voor het thema seksueel misbruik en hem verantwoordelijk houden voor de incompetente  wijze waarop deze zaken tussen 1981 en 2001 werden behandeld is bezijden de waarheid. Tot 2001 had Ratzinger persoonlijk helemaal niets van doen met de grote meerderheid van de gevallen van misbruik, en zoals gezegd van die gevallen kwam maar in een klein percentage in Rome terecht.

De brief van 2001

In sommige publicaties en commentaren wordt de brief ‘De delictis gravioribus” die Ratzinger in mei 2001 aan alle bisschoppen richtte, gezien als de ‘smoking gun’ die zou bewijzen dat Ratzinger probeerde te verhinderen dat misbruik door priesters aan de politie of andere burgerlijke autoriteiten zou worden doorgegeven. Hij zou de bisschoppen bevel geven deze zaken geheim te houden.

Maar wat staat er in die brief? In die brief staat dat bepaalde ernstige misdrijven, inclusief het seksueel misbruik van kinderen, aan de Congregatie moeten worden gemeld en dat zij onderworpen waren aan ‘het pauselijk geheim’.De Vaticaanse uitleg is dat deze geheimhouding alleen sloeg op in interne disciplinaire procedures van de kerk en dat die niet bedoeld was om iemand ervan te weerhouden deze gevallen aan de burgerlijke overheid te melden. Technisch gesproken zal het Vaticaan gelijk hebben omdat nergens in de brief van 2001 sprake is van enige sanctie op het melden bij de burgerlijke overheid.In feite hadden maar weinig bisschoppen een wettelijk voorschrift nodig van Rome om hen te verhinderen dat ze publiek over seksueel misbruik zouden spreken. Dat paste totaal niet bij de cultuur in de kerk van die dagen.Natuurlijk draagt het Vaticaan, samen met vele anderen verantwoordelijkheid voor het ontstaan van deze cultuur. Maar het was een cultuur die breed verspreid was en diep geworteld. Een dergelijke cultuut veranderen is een zaak van lange adem.

 Waar ging het nu om bij de brief van 2001 van Ratzinger? Deze brief werd in die tijd niet gezien als deel van het probleem maar is als een koude douche, een eerste signaal dat het bewustzijn van een probleem deed ontstaan en zo een eerste begin was op weg naar een oplossing. In Rome begon inzicht te ontstaan, voor de eerste keer, hoe ernstig het probleem van seksueel misbruik in feite was en het Vaticaan zag het als zijn plicht zich hier direct mee te gaan bemoeien. Tot die brief van 2001, was het onduidelijk wie iemand in Rome verantwoordelijk was voor het managen van de crisis, maar vanaf dat moment lag die verantwoordelijkheid op het bordje van de Congregatie van de Geloofsleer met Ratzinger aan het hoofd. Vanaf 2001 moest Ratzinger kennis nemen van ieder rapport over iedere priester die op controleerbare gronden werd beschuldigd van seksueel misbruik waar ook ter wereld. Daardoor kreeg hij een ongeêvenaard inzicht in de omvang van het probleem in de katholieke kerk. Tot dan toe gedroeg hij zich als iedere Romeinse kardinaal: ontkennend. Maar na kennis genomen te hebben van al deze rapporten, begon hij openlijk te spreken over ‘de vuiligheid’ in de kerk en werd zijn staf veel actiever in het vervolgen van de daders.
Voor degenen die de reactie van de kerk op deze crisis hebben gevolgd is de brief van 2001 van Ratzinger het begin van een minder terughoudende en meer agressieve aanpak. Of die aanpak voldoende is, daarover kan men van mening verschillen., maar wel graag op grond van de feiten. De mening dat de brief van 2001 van Ratzinger niet meer is dan een laatste stuiptrekking van oude pogingen om alles in de doofpot te stoppen klopt niet met die feiten

Canonieke rechtspraak

Onlangs gaf mgr. Charles Scicluna een interview aan een Italiaanse katholieke krant. Hij was de topassistent van Ratzinger voor deze materie. Hij zei dat van de ongeveer 3000 gevallen die naar Rome werden toegestuurd, maar een 20% tot een werkelijke rechtsvervolging kwamen. Al te gemakkelijk wordt nu beweerd, zoals de New York Times afgelopen week, dat deze cijfers gezien moeten worden als bewijs van de passiviteit van het Vaticaan. Maar diegene die de zaak werkelijk gevolgd hebben, hebben welhaast de tegenovergestelde indruk.
In juni 2002 stelden de Amerikaanse bisschoppen aan Rome voor om tot nieuwe rechtsregels te komen. De kern daarvan was: ‘één misstap en je ligt eruit’. Aanvankelijk wilde de Amerikaanse bisschoppen alle kerkelijke rechtszaken vermijden. In plaats daarvan zetten zij vooral in op de bestuursmacht van de bisschop. Hij kan een priester uit het ambt zetten die zich misdraagt. Zij kwamen tot deze benadering omdat de Romeinse kerkelijke processen zo traag verliepen en een onzekere uitkomst brachten.

‘Rome’ verzette zich tegen de nieuwe Amerikaanse normen, met het argument dat iedereen die wordt beschuldigd recht heeft op een eerlijke rechtsgang. Een speciale commissie van de Amerikaanse bisschoppen en hoge Vaticaanse functionarissen kwam tot een compromis waarin men overeenkwam dat de Congregatie de gevallen een voor een zou bekijken en zou beslissen welke de volledige rechtsprocedure zouden moeten doorlopen. De vrees bij de Amerikanen was dat de Congregatie bijna ieder geval een volledig behandeling zou willen geven waardoor afwerking eindeloos zouden worden vertraagd. Uiteindelijk kwam ongeveer 20 % van de gevallen voor de kerkelijke rechtbank. Voor 60% van de gevallen kregen de bisschoppen verlof om tot onmiddellijke administratieve maatregelen en afhandeling over te gaan. Dat slechts 20% van de gevallen uitliepen op een juridische procedure werd door critici afgedaan als een laatste poging van Rome om greep te houden op ontwikkelingen en als een overwinning voor de Amerikanen.

Hierbij moet  worden opgemerkt dat kerkjuristen kritiek uitten op het overslaan van de juridische weg. Daarmee ontstond het gevaar dat de garanties op een goede rechtsgang zoals het kerkelijke wetboek die geeft, zouden worden veronachtzaamd. In dat licht is het aanduiden van die 20% als een teken van traagheid nogal merkwaardig. In werkelijkheid is het feit dat 60% van de gevallen door één  streek van een bisschoppelijke pen kon worden afgehandeld, gezien als het bewijs van een buitensporige en draconische maatregel van Ratzinger en zijn mensen.

Ik wil zeker niet beweren dat Ratzingers aanpak van de crisis, in Müchen en als hoofd van de Congregatie van de Geloofsleer, of als paus, voorbeeldig is. De rekening moet opgemaakt worden, dan alleen komt de kerk als geheel en ook de paus verder  met deze problematiek. Maar wil deze verantwoording iets opleveren dan is het noodzakelijk niet te blijven steken in polarisatie en verwarring. Het verslag van de gebeurtenissen moet klaar en helder zijn.

John Allen National Catholic Reporter

 

Niet gecategoriseerd