Klein behuisd en ook nog naakt…

Daudebardia rufa

Zondagsmijmering |

Zo. De stoomboot is vertrokken. Met aan boord de goede Sint die dit jaar nauwelijks kinderen in levende lijve heeft gezien, zijn regenboog-pakjesbezorgers en zijn trouwe schimmel. Geen zwàrt paard, het idee alleen al...

De Sint het land uit. En geloof me: sneller dan we ons nu kunnen indenken blijft ‘ie voorgoed in Spanje. Het Sinterklaasfeest heeft z’n langste tijd gehad, gaandeweg ingehaald door de Kerstman, alias Santa Claus. Of ben ik een zwartkijker? Te pessimistisch? Maar als volwassenen er steeds minder zin in hebben om van 5 december een feestje te maken, dan gaat de overlevering verloren. Dan weten de kinderen van de volgende generatie niet meer van horen zeggen dat er ooit een Sinterklaasfeest was. 

Ze kunnen er dan ook nauwelijks nog over lezen, want bij uitgevers, boekhandels en bibliotheken zijn Sinterklaasboeken in de ban gedaan en staan ze op de zwarte lijst, omdat er zwarte Pieten in staan. Er zijn heel veel kinderboeken geschreven die bol staan van dingen die sommige mensen nu fout vinden: de achterhaalde rolverdeling tussen jongens en meisjes (arme Jip en Janneke), het onaangepaste gedrag van eigenwijze kinderen en hun schelmenstreken (bestaat dat woord nog?) en inderdaad: racistische teksten, tekeningen en situaties in de allereerste uitgaven van populaire stripboeken zoals Sjors en Sjimmie, Kuifje en Suske en Wiske. Gelukkig niet in de avonturen van Tom Poes. Maar ja, Maarten Toonder was dan ook een heer van stand.   

Vroeger waren Dik Trom en Pietje Bell mijn helden. Veel later werd Pippi Langkous mijn heldin: boordevol fantasie, lef en zelfverzekerdheid. Ze gaf haar brave en wat angstige  buurkinderen – en ons allemaal –  een voorbeeldige levensles als er iets moeilijks moest gebeuren: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus zal ik het wel kunnen’. 

‘Het ruikt naar winter
en ik heb er zin in.
Het ruikt naar ijs en
naar een rood soort blauw,
naar de ervaren voorbereiding
van een kwetsbaar groen begin’,  
schreef K.L.Poll in zijn gedichtenbundel ‘Meer van Ondank’.

Het eerste nachtvorstje is over de boerenkool gegaan en er is al op natuurijs geschaatst; een uur of zo. Langs de Moezel, in de Rheingau en het Frankenland hopen de wijnbouwers op een goede oogst van de licht bevroren druiven om er hun fameuze Eiswein van te maken. Maar vooralsnog ruikt het alleen nog naar de winter. 

Toch goed om warme sjaals en handschoenen bij de hand te hebben. Het kan immers nog kouder worden. En hoe moet het dan met de Daudebardia rufa? Dat is een landslak die er uitziet als een naaktslak. Malacologen – dat zijn weekdierkundigen – hebben pas geleden bij de Eyserbeek in Zuid-Limburg zo’n slak ontdekt, vijftien tot twintig millimeter lang. Met op de rug een huisje van maar vijf millimeter. Dat is wat je noemt klein behuisd, en dan nog naakt ook… 

De deskundigen staan voor een raadsel want ze hadden niet verwacht het beestje in Nederland aan te treffen. Een exoot dus, die verdwaald is zeker… 

Kees Stip vertelt in een van zijn onvolprezen dierengedichtjes over twee ‘vlugge’ slakken: 

Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren
Tenslotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
‘Mijn broer is uit de bocht gevlogen’

Sommige mensen lijken op slakken: ik bedoel de wandelaars die hun lichtgewicht-tentje in een rugzak met zich mee dragen, dagen achtereen. De cabaretière Brigitte Kaandorp heeft meerdere trektochten gemaakt in de Pyreneeën. ‘Elke gram die je te veel meesleept vervloek je, want het is nogal een gesjouw’. Daarom was ze blij met het advies van haar schoonvader: ‘Alles wat je thuis laat is meegenomen’…

‘Op restaurant gaan’, zoals ze in Vlaanderen zeggen, is er nog steeds niet bij. Afhalen mag en kan, en niet alleen meer bij de Chinees. Als jarenlang enthousiast donateur van de horeca begrijp ik het ongeduld van de uitbaters om weer open te mogen. Ik bewonder hun creativiteit om te overleven en ik lees met ’n tikkeltje weemoed nog maar eens een dialoog die cabaretier/schrijver Herman Finkers opschreef:

Ober met dame
‘Kijkt u eens mevrouw, hier is de kaart.
Verder hebben we om zeven uur een warm buffet.
Om half acht een lauw buffet..
En om acht uur een koud buffet’. 
– Ik voel wel voor dat warm buffet, ober.
– Wenst mevrouw soep vooraf?
– Graag
– Tomatensoep of groentesoep?
– Wat heeft u?
– Aardappelsoep
– Doet u dan maar de aardappelsoep.
– Eén aardappelsoep. Blieft mevrouw een kuiltje jus in haar soep?
– Graag
– Anders nog iets?
– Een babi pangang
– Mevrouw, we hebben hier een Franse keuken!
– Oké. Donnez moi une babi pangang, s‘il vous plait’
– Alors, une babi pangang pour madame… 
Bon appétit !

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *