Niet altijd zeggen wat je denkt…

Ik denk er het mijne van, denk ik vaak. Zonder hardop te zeggen wat ik denk of dacht. Zwijgend denken is soms beter en gemakkelijker dan altijd hardop zeggen wat je denkt, wat je van iets of iemand vindt. Enfin: spreken is zilver, zwijgen is goud. 

Niet altijd natuurlijk, want je moet op tijd je mond open trekken en durven zeggen wat je denkt. Dat geldt vooral als het onrecht betreft. ‘Want wie onrecht toelaat versterkt het’, heeft oud-Bondskanselier Willy Brandt (1913-1992) eens gezegd.  Zwijgen of durven praten bij onrecht is balanceren tussen lafheid en moed, of burgerplicht. Maar het blijft veelal een delicate afweging.

Vóór je beurt praten kan onverstandig zijn, maar wachten tot je iets gevraagd wordt is riskant want dan kom je misschien nooit aan het woord. Eerst praten en dan (na)denken is dom; het omgekeerde is beter. Soms blijkt dan dat naarmate je méér nadenkt je minder te zeggen hebt. Of je moet hardop zeggen dat je er nog over nadenkt, dat je nog twijfelt, dat je het niet precies of zeker weet. Je kunt weinig praten en toch veel zeggen. Omgekeerd geldt dat trouwens ook: veel praten en weinig zeggen.

Twijfel is de basis van elke wetenschap. Niets staat vast of is zeker als je het niet onderzocht hebt en van alle kanten hebt bekeken. Leren we nog na te denken?, krijgen we er de tijd voor? Of moet op alle vragen meteen een pasklaar antwoord volgen? Aarzelen, hardop twijfelen zijn ‘doodzonden’ in de moderne, opgefokte communicatiewereld. Veel (tv)praatprogramma’s zijn niet om aan te horen omdat er te vaak maar wat door elkaar geroepen wordt en het aan een diep(er)gaande dialoog ontbreekt.

Er bestaat een letterlijk eeuwenoud Duits lied over de vrijheid van gedachten, van denken. Het heet ‘Die Gedanken sind frei’ en is in de loop van de tijd vaak gebruikt als een verzetslied, als protestlied tegen politieke onderdrukking. Je meerderen kunnen je een spreekverbod opleggen, maar ze kunnen je nooit belemmeren om te denken. Woorden kunnen ze horen maar gedachten niet lezen.

Altijd over alles en iedereen hardop zeggen wat je denkt is niet altijd het verstandigste. Er is nog altijd twijfel of de vaak provocerende regisseur/schrijver Theo van Gogh op klaarlichte dag begin november 2004 in Amsterdam op straat vermoord zou zijn geweest als hij sommige dingen over de islam niet (of anders) had gezegd, of beter alleen maar had gedacht. Maar dat lag nou eenmaal niet in zijn aard.

‘Die Gedanken sind frei’. De acteur Paul Haenen gaf in zijn rol als Dominee Gremdaat in een decembernummer van HP/De Tijd de lezers een goede raad: ‘Durf jezelf te zijn, en op het juiste moment met de vuist of tafel te slaan. En: denken is vrij. Als je ergens eet en het eten is verschrikkelijk, dan hoef je niet te zeggen: schoonmama, wat is het eten walgelijk. Maar je mag het wèl denken!’.

Veel praten, weinig zeggen. Dat doen vooral mensen die zichzelf graag horen praten, die luisteren tijdverlies vinden en die doorlopend aan het woord willen blijven. Het hoeft niet altijd opzet te zijn.

Ik ken ook mensen die lang praten omdat ze niet weten hoe te stoppen. In de Strijpse (Eindhovense) Sint Trudoparochie waar ik opgroeide liepen toentertijd, behalve ‘meneer pastoor’, nog vier kapelaans rond. Er was eerder een overschot aan priesters dan een tekort, zoals nu.

Ik herinner me een van hen nog heel goed. ’n Zachtaardige, vriendelijke man die ook aalmoezenier was bij de verkenners en de welpen. Ik ben z’n naam vergeten, maar ik zie z’n gezicht nog voor me. Als hij ’s zondags op de preekstoel klom wisten we dat het een latertje zou worden. Want de kapelaan wàs al geen begenadigd spreker, maar bovendien kon hij geen eind breien aan zijn preken. Het ging maar door…

Napoleon had ook zo’n langprater in zijn gevolg. Dat was de briljante staatsman en rechtsgeleerde Jean-Etienne Portalis, een van de vier opstellers van de Code Civil, het Franse Burgerlijk Wetboek. Volgens Napoleon zou Portalis ‘de beste spreker zijn van ons allemaal als hij wist wanneer hij moest stoppen met praten’. Breedsprakerige langpraters moet  je ook nooit vragen om een telegram op te stellen…   

Er zijn meerdere manieren van praten. Je kunt ook kletsen, babbelen, ouwehoeren, zwammen of lullepotten. Het mannelijk geslachtsdeel komt in nogal wat samenstellingen voor, zoals in lulkoek, luldebehanger en lulhannes. Al bladerend in het woordenboek kwam ik ook de lullensmid tegen; zo worden urologen in de volksmond genoemd. Dat wist ik niet. Zo heb ik ook altijd gedacht dat een lulijzer een begenadigde ouwehoer is. Maar het is van oorsprong een populair woord voor een microfoon.

Basta! Genoeg ge…, gepraat. Want:

Praatjes vullen geen gaatjes, zei gekke Griet
en sprak een uur lang door een vergiet.