Theoloog Hans Küng pleit andermaal voor hervormingen:

‘Wie godsvertrouwen heeft, kan zich ook in volle zee wagen’

  • door Frans Wijnands –

De Zwitserse theoloog Hans Küng (83) wordt wel eens ‘de trouwste dissident van de rooms-katholieke kerk’ genoemd. Vanwege zijn nimmer aflatende even scherpe, als beargumenteerde kritiek op het machts- en bestuursapparaat van de roomse kerk.

Naar aanleiding van zijn jongste boek ‘Is de kerk nog te redden?(in het Nederlands bij uitg. Ten Have verschenen) heeft hij in het Duitse weekblad Die Zeit (en andere bladen) zijn voornaamste punten van kritiek nog eens op een rij gezet. En andermaal neemt de theoloog die in 1979 de kerkelijke leerbevoegdheid werd ontnomen, geen blad voor de mond: ‘De kerk is ziek, althans de structuren ervan zijn ziek. Er is sprake van een rooms machts- en waarheidsmonopolie, van jurisdictie en klerikalisme, van vrouwvijandigheid en anti-hervormingsgezindheid.

Küng lijkt op een arts die niet alleen de diagnose stelt maar ook de ‘medicatie’ voorschrijft. Zijn actieprogramma voor hervormingen die de kerk weer gezond en vooral levendiger moet maken, telt vier bijzonder dringende punten: Vrijwillig celibaat, vrouwen in het ambt, eucharistiegemeenschap met de protestanten en hertrouwde gescheidenen toelaten tot de eucharistie.

Dat is vier keer vloeken in de kerk en het zal hem ook nu niet in dank worden afgenomen door de Curie, maar daar heeft Küng al jaren lak aan.

Hij signaleert dat de rooms-katholieke kerk in een fase van restauratie zit, ingezet kort na het aantreden van paus Johannes Paulus II, in nauwe afstemming en samenwerking met de toenmalige Curie-kardinaal Joseph Ratzinger, nu paus Benedictus XVI, en in een ver verleden een hervormingsgezinde collega van Hans Küng. Maar terwijl die laatste onverminderd bleef pleiten voor hervormingen werd kardinaal (en later paus) Ratzinger een behoudzuchtige, conservatieve bestuurder en opperherder. ‘Maar’, zegt Küng, ‘ Jezus van Nazareth heeft gezegd wie onder u de hoogste van allen wil zijn, moet de dienaar van allen zijn’.

De roomse rots vertoont volgens Küng heel wat gaten, zoals de vriendjespolitiek van de Curie, de hofintriges, de schandalen rond de Vaticaanse bank, de aanhoudende inquisitie en het wegmoffelen van seksueel misbruik. Het roomse systeem staat als een absolutisme tegenover een sterk veranderde samenleving waarin burgers – ook wat de religie betreft – mondig zijn geworden. ‘Maar de paus denkt in de eenentwintigste eeuw nog dat hij als enige kan beslissen of men de pil neemt, of condooms toegelaten zijn, of priesters mogen trouwen. Zelfs Lodewijk XIV was als koning niet zo eigengerechtigd’.

Küng zegt aan traditie te hechten, maar een levende traditie moet het volgens hem hebben van verandering. Traditie alleen is geen waarheidscriterium. Christendom is niet herkenbaar aan uiterlijke vormen. Christendom is doorleefde gemeenschap van geloof, hoop en liefde in navolging van Christus. Wie bang is voor hervormingen heeft volgens Küng eigenlijk te weinig godsvertrouwen. Wie godsvertrouwen heeft kan zich volgens hem ook in volle zee wagen. Hij weet immers dat de stormen hem niet zullen vernietigen.

Hij zegt niet van leraar in agitator te willen veranderen, maar als hervormer is hij niet bereid om in welke functie of hoedanigheid dan ook, het systeem van die machtsmonopolistische roomse kerk te stabiliseren. Dus blijft hij protesteren tegen de middeleeuwse structuur van ‘Rome’. Tegelijk peinst hij er niet over om uit de kerk te stappen. ‘Ik ben er lid van niet vanwege, maar ondanks de Curie’. Er uit stappen zou verraad zijn aan zijn diepgewortelde verbondenheid met de kerk.

En een overstap naar het protestantisme? Küng: ‘Ik deel heel wat verzuchtingen met de evangelische kerk, maar ik voel me er niet thuis. Ik zou mezelf ontwapend hebben. Mijn tegenstanders zouden zeggen: Die kunnen we afschrijven, die hoort niet meer bij ons. En bovendien zou ik me een hoop nieuwe problemen met de protestanten op de hals hebben gehaald’.

Niet gecategoriseerd