Artikel van de maand

Bij de arm gepakt

door: Joost Koopmans

Iemand van de Roeromredactie tipte me om de straatpastor van Den Bosch eens te interviewen. Het moet een bijzondere man zijn. Daarmee was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Wat voor iemand zou deze straatpastor dan wel zijn? Charismatisch als abbé Pierre, gedreven als de broodpater? Aan het station zou hij me opwachten en te midden van al die mensen pik ik hem er meteen uit: een grote forse man, vriendelijk gezicht, een baardje en een kruis op zijn borst. Het zou een kapucijn kunnen zijn. Wandelend naar zijn huis in de binnenstad valt mij op dat hij zijn woorden even nadrukkelijk neerzet als zijn voetstappen. Zijn kleine woonkamer heeft veel weg van een kloostercel. Een idealist is hij zeker, dacht ik.

Embregt
Embregt Wever heet hij, negenenveertig jaar geleden geboren in Breda, maar getogen in de Zaanstreek en op vierendertigjarige leeftijd verhuisd naar Amsterdam. Op de Havo dacht hij er nog wel eens aan om priester of kloosterling te worden. Maar toen hij zijn diploma op zak had, ging hij eerst als havenarbeider aan de slag om wat te verdienen. Een half jaar later werd het economie. Als accountant hield hij een eigen kantoor. Later verkocht hij het om op internationaal niveau te gaan werken. Voor een dagdeel per week werd hij docent aan de Hogeschool Marcus Verbeek. Hoewel hij dus carrière maakte, zette hij toch een vraagteken achter zijn werk: ‘Is dit nu wat ik wil?’

Zoeken
‘De kerk stond bij mij op een uiterst laag pitje. Op mijn fietstochten kwam ik vaak langs het putje van Heiloo, een Mariabedevaartsplaats, wereldberoemd in Noord-Holland. Daar stapte ik altijd even af, mijn enige lijntje met Boven. Door een aantal persoonlijke teleurstellingen in mijn leven was mijn godsbeeld gaan wankelen. Waarom was God mij niet genadig? De liturgie in de kerk sprak me ook al niet aan: zo vlak en praterig. Op mijn zoektocht naar zin kwam ik terecht bij de jezuïeten van de Krijtberg. Ze bieden daar een verscheidenheid aan vieringen en een inhoudelijk rijke verkondiging. Zonder in ritualisme te vervallen ademt de liturgie juist dîé sacrale sfeer die mijn hart raakte, terwijl de verkondiging me prikkelde en uitdaagde.’

Waarom ik?
‘Ook in het alledaagse begon ik gevoelig te worden voor het beroep dat op mij gedaan werd. Op kantoor kwam bijvoorbeeld een man praten over het bedrijf dat hij moest gaan loslaten. Daar had hij veel moeite mee, want het was zijn troetelkind. In plaats van een zakelijk gesprek over bedrijfsuitvoering werd het een emotioneel gesprek over loslaten. Het zakelijke gedeelte moest dan maar een volgende keer aan bod komen. Een ander voorbeeld. Tussen de middag gingen we als collega’s wel eens een broodje eten in een slagerszaak. Op een keer hing er een rouwcirculaire aan de muur; die
had ik wel gezien. Omdat het mooi weer was at ik mijn broodje buiten op. Op een gegeven moment kwam de slager naast me staan om te vertellen hoe erg hij het vond dat zijn vader overleden was. Waarom moest hij nu juist mij hebben en niet de andere collega’s? En dan nog zo iets. Als paardrijder kwam ik uiteraard regelmatig in de stal. Toen ik hoorde dat één van de klanten, een meisje van zestien, was overleden, ging ik bij de familie op bezoek. ‘We zijn zo blij dat iemand van de paardenstal komt spreken bij de uitvaart’, zeiden ze. Ik wist nergens van, maar blijkbaar zagen ze in mij iemand die een woordje zou zeggen. Wat moest ik met deze signalen? Ik wist het niet en legde het voor aan een jezuïet van de Krijtberg.’ 
 

Studie en werk
‘Denk er over na’, zei die pater en ik kreeg een boekje mee om me te helpen: geestelijke oefeningen voor het dagelijkse leven. De jezuïet heeft me acht maanden bij deze oefeningen begeleid. Toen kwam ik tot het inzicht dat ik, ook al was ik veertig jaar, theologie wilde gaan studeren. Ondertussen werd me ook gevraagd of ik meer lessen wilde gaan geven op de Hogeschool. Daarmee kon ik de kost verdienen. En omdat een vriendin van mij intrad bij de zusters Kanunnikessen van Maarssen nam ik haar werk over als coördinator van de vijf binnenstadsparochies van Amsterdam. Daarnaast wilde ik ook nog eens vrijwilligerswerk gaan doen. De jezuieten wisten dat er nog behoefte was aan dragende krachten in het drugspastoraat. Zo kon ik van drie kanten aan de kerk proeven: als parochiaan, op bestuurlijk niveau en in het straatpastoraat,’ 

 

Naar de Wallen
‘Ik verlegde dus mijn werk van een deftig kantoor naar de Amsterdamse Wallen. Het deed goed te zien hoe de kerk daar aanwezig is. Naast de twee pastores zetten zich wel veertig vrijwilligers in: zusters, paters, pastoraal werkers en leken. In het begin vond ik het moeilijk. Van al je inspanningen voor die dak- en thuislozen wil je resultaat zien. Maar je moet leren dat kleine dingen al van veel betekenis kunnen zijn. Een praatje van enkele minuten draagt al bij aan menselijke waardigheid. Hoe leger je leven, hoe waardevoller sociaal contact wordt. En hoe meer problemen, hoe belangrijker een luisterend oor. Eén mijl meelopen is meestal niet genoeg; ga er twee. Vertrouwen dat zijn momentum ook komt. Meelopen en vertrouwen: ik heb het zelf ook nodig gehad:

Mijn eigen weg
‘Ondertussen, het was 2005, speelde die oude vraag weer bij me op: wat wil je nou, pastor worden of het klooster in? Klooster betekent voor mij contemplatief leven. Er zit een monnik in mij. In 2006 ging ik op retraite bij de Trappisten met
de innerlijke vraag: God, welke kant stuur je me op? Het was Goede Week, ik vertrouwde erop dat het antwoord wel zou komen. En het kwam. Meelevend met de monniken werd me heel duidelijk dat het slot, die stabilitas, niet bij me past. Ik zou mezelf en de communiteit teleurstellen. Ik wilde me bij de mouw laten pakken door mensen. In het begin bracht dit antwoord me veel verdriet. Maar hoe dichter bij Pasen hoe meer mijn stemming om-sloeg: ga je eigen weg als contemplatief in de wereld. De overtuiging groeide dat die wereld voor mij aan de rafelrand van de samenleving zou liggen. Want niet het bestuurlijk werk in de parochie of het ba-sispastoraat hadden mij het meest geïnspireerd, maar het werk voor de kleurrijke mensen van de straat:

Den Bosch
‘Ik heb me als oblaat verbonden met de benedictijnen van de St. Adelbertabdij in Egmond. Af en toe ga ik daar een week naar toe en thuis verbind ik me met hun gebed. Mijn theologiestudie had ik nog niet afgerond toen ik een advertentie zag staan voor het straatpastoraat in Den Bosch. Ik solliciteerde en werd nog aangenomen ook. Hoewel ik een zending heb gekregen vanuit de katholieke kerk ben ik er voor alle mensen die hulp nodig hebben. Mijn arm wordt veel gepakt
en ik laat me ook pakken, dat is de aard van het beestje. Religie is geen voorwaarde. Natuurlijk zijn het wel vaak pastorale thema’s die aan bod komen: dood, leven, ziekte, verlangen, angst, verlies, hoop, zingeving, schuld. Ik heb niet de illusie dat ik alle problemen kan oplossen. Dat is ook niet mijn uitgangspunt. Contact maken is al winst. Mijn ingang is de straat. Ze kennen mij. Ik zwerf net als zij van de ene plek naar de andere: van de nachtopvang naar de sociale werkplaatsen, de reguliere hangplekken. En ‘s avonds bezoek ik mensen in detentie of in een kliniek. In de voormalige Bartjeskerk, nu Moeder Teresazaal, ben ik begonnen met een wekelijks spreekuur en op zondagmiddag is er een viering waarin mensen van de straat elkaar ontmoeten en stem krijgen. Er wordt geklaagd, gezongen, gelezen uit de bijbel en geluisterd. Er is een stiltegebed en we wisselen nieuws uit. De financiële kant van het pastoraat wordt behartigd door verschillende zustercongregaties uit stad en regio. Ze zien in het straatpastoraat hun eigen werk van barmhartigheid voortgezet. Er wordt door de kerk echt wel aan jullie gedacht, zeg ik wel eens tegen de straatmensen.

Het eigene
‘Het eigene van mijn werk is dat ik me niet concentreer op specifieke problemen zoals de verslaving, het trauma, de beperking. Bij elke psychiater komt er weer een stempeltje bij, maar ik probeer de persoon in zijn geheel te zien en niet alleen het probleem aan het oppervlak. Wie ben je als mens, ook al ben je bijvoorbeeld verslaafd? Mijn ervaring is dat mensen niet zomaar in de problemen raken. Vrijwel altijd heeft verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik plaatsgevonden in de jeugd of is er sprake van een trauma of psychische aandoening. En daarover willen ze dolgraag met iemand praten. Daarom zwerf ik ook komende kerstavond weer door de stad of bezoek ik bijeenkomsten voor daklozen. Want juist dan komen veel emoties los door herinneringen aan verlies. Ik luister, probeer te begrijpen met verstand en hart en geef als het kan advies of een bemoedigend woord. Helaas heb je niet altijd woorden om te antwoorden, maar luisteren helpt altijd.’

Volhouden
Embregt, hoe hou je dit zo in je eentje vol? ‘Ik begin de dag met meditatie om voeding op te doen. En rond vespertijd draag ik de dag op en laat hem los. Ik ervaar wat ik mag doen als niet van mezelf, het wordt me gegeven. Daarom draag ik ook dit kruisje, dan kan ik van me afwijzen. Het gaat niet om mij, maar om Hem. Maar ik ervaar ook onmacht. Dan bid ik: ‘Kom mij te hulp, zonder Jou kan ik het niet: En soms, ja, dan dommel ik in die stoel daar gewoon in. Maar ik ben ook op zoek naar vrijwilligers. Voor mij alleen – ik ben dagelijks wel twaalf uur bezig – is dit werk niet meer te behappen. Ik vraag niet om ervaringsdeskundigen maar om maatjes; het liefst met een christelijke achtergrond:
Pastor Embregt is een begrip in Den Bosch. Ook voor bisschop en pastores, politiemensen en maatschappelijk werkers, die bij hem te rade gaan als ze zich het lot van straatmensen aantrekken.

Niet gecategoriseerd