De kerk niet repareren, maar de samenleving in

Roxburgh: niet de kerk repareren, maar de samenleving in
Albert-Jan Regterschot
Roxburgh: niet de kerk repareren, maar de samenleving inTe vaak is missionair kerk-zijn een manier om de kerk te repareren, signaleert de Canadese pastor Alan Roxburgh. De remedie? De kerk moet de problemen in de samenleving serieus nemen.
Alan Roxburgh: ,,Ik vraag me af hoe het evangelie kan spreken, als de groepscultuur c zo’n belangrijke rol is gaan spelen.” Foto: Anton Dommerholt

Het is niet moeilijk om een bescheiden boekenplank te vullen met de (Engelstalige) titels die Alan Roxburgh uit Vancouver op zijn naam heeft staan. In zijn boeken draait het om drie elementen: leiderschap in de kerk, missionaire gemeenten en missionaire veranderingen. Of: hoe traditionele kerken kunnen opereren in de overgang van een christelijke cultuur naar het postchristendom van de 21e eeuw.

Moderne samenleving

Over deze onderwerpen doceerde Roxburgh eerder deze maand onder meer aan de Theologische Universiteit Kampen. De anglicaanse voorganger was in Nederland op uitnodiging van de Evangelische Alliantie, het Center for Evangelical and Reformation Theology en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wereldwijd doceert hij over christen-zijn in de moderne samenleving.

Roxburgh werd geboren in de Engelse industriestad Liverpool. „Een stad met een grote groep arbeiders, vooral arme immigranten uit Ierland. In mijn jeugd was er veel werkloosheid. Mijn ouders zagen dan ook geen toekomst voor een kind als ik en besloten te emigreren naar Canada.”

Als voorganger is Roxburgh meer dan dertig jaar actief, zowel in de Anglicaanse Kerk, waaraan hij officieel is verbonden, als in kerken over de volle breedte van het Noord-Amerikaanse protestantisme. De laatste jaren legt hij zich toe op advieswerk en training, onder meer via het door hem opgerichte Missional Network.

Uw vroege jeugd bracht u door in een Engelse industriestad. Heerste daar toen al het seculiere klimaat waarmee u later in uw werk de confrontatie zou aangaan?

„Een seculiere omgeving wil ik het niet noemen. Wel een samenleving waarin de kerk geen belangrijk onderdeel vormde van het leven. Zo zou ik ook de rol van de kerk in mijn jeugd willen omschrijven. Ik ging weliswaar naar de zondagsschool, maar dat was het ook wel.”

Hoe bent u uiteindelijk toch meer met het evangelie in aanraking gekomen?

„De emigratie van mijn ouders naar Canada, aan het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw , betekende dat we een compleet nieuw leven opbouwden. Ik hield me al snel fanatiek bezig met sport, vooral hockey. Op een gegeven moment bleek er een church league te zijn, een competitie met teams uit verschillende kerken.

Uit beleefdheid ging ik een keer met enkele teamleden mee naar de kerk. Aan de mensen in de kerk heb ik veel te danken. Ze zorgden voor ons als gezin. Ze ga ven om mij. Daarmee lieten ze iets zien van de liefde van Christus, die hen bewoog. Niet de kerkelijke leer , maar die liefde, dat was de sleutel om mijn hart te openen voor het evangelie.”

U werd toegewijd kerklid?

„Eh nee, integendeel. Toen mijn interesse voor het Woord was gewekt, ging ik weliswaar vaker naar de kerk. Maar in de preken hoorde ik een nog negatievere versie van wat ik op de zondagsschool in Liverpool al meekreeg: dat ik een zondig mens ben, niet in staat om het goede te doen. Dus verliet ik de kerk, toen ik een jaar of zeventien, achttien was. Ik ben zeker een jaar of vijf niet naar de kerk gegaan. Het keerpunt kwam pas toen ik studeerde aan de universiteit. Daar kwam ik in aanraking met een christelijke studenten vereniging. Opnieuw was het de gemeenschap die me de kerk in trok.”

Ligt in wat u ervaren hebt in de christelijke gemeenschap ook de basis van uw visie op de kerk?

„Mijn werk is gebaseerd op innerlijke overtuigingen. Die zijn mede gevormd door wat mede-christenen voor mij hebben betekend. Een centraal punt in mijn werk is dat ik stel dat God de primary activator is in ons leven. Hij is actief in mensen. Dat vereist een luisteren naar elkaar en een leren van elkaar. Zo kunnen we elkaar als christenen versterken in het samen opgaan met God.”

Dat klinkt bijna als een methodische aanpak.

„Integendeel. Velen zeggen: gebruik toch sociologische inzichten om te zien wat mensen bezighoudt. Maar mensen zijn geen objecten. Hun levensverhalen vertellen wie God voor hen is. Om dat te begrijpen, moet je een discipel worden, een leerling. ”

„De kerk is een plaats om samen te komen, maar de sterke kant van de kerk ligt meestal niet daarin dat ze mensen het voorwerp maakt van Gods werk. Eerder zie ik dat gevestigde kerken formaliseren wat ze geloven. Doctrines dreigen dan de mal te worden waarin het geestelijk leven wordt gepast. Dat strookt naar mijn mening niet met God als primary activator.”

Zegt u daarmee: kerken negeren wat er in de samenleving gebeurt?

„Ik ken de situatie in Nederland onvoldoende om die conclusie te kunnen trekken. Wel kan ik zeggen wat er in de Verenigde Staten en Canada gebeurde in behoudende kerken. Na verloop van tijd zag je daar groepsvorming. Mensen kenden elkaar uit de kerk, van school, van verenigingen, deden bepaalde dingen gezamenlijk en ervoeren daardoor een band. Hun kerkcultuur werd bepaald door de groepscultuur en door het idee dat men dezelfde dogma’s handhaafde.

Ik vraag me af hoe het evangelie kan spreken, als de groepscultuur zo’n belangrijke rol is gaan spelen. Je ziet dat Jezus juist radicaal inging tegen de groepscultuur, als daarin het gericht zijn op God niet meer centraal stond. Ik denk dus inderdaad dat veel protestantse kerken in Noord-Amerika, en het zou me verbazen als dat in West-Europa anders is, zich hebben geïsoleerd van wat er in de samenleving gebeurt.”

Samen met anderen deed u in 2013 onderzoek naar de terugloop van de Christian Reformed Church, een zusterkerk van de Protestantse Kerk in Nederland en van de Nederlands Gereformeerde Kerken. Wat viel u op?

„Dat veel kerken zich bevinden in plaatsen die ooit een geïsoleerde gemeenschap vormden. Vaak lukte het lange tijd om die gerichtheid naar binnen toe vol te houden, maar nu gaat het niet meer. Jongeren trekken van het platteland naar de stad en verlaten daarmee vaak ook hun kerkelijke wortels. In kerkelijke gemeenten ontstaat daardoor een zekere angst: zal de volgende generatie nog wel in staat zijn om de fakkel van het Woord over te nemen?”

In uw boeken stelt u dat die angst niet altijd negatief hoeft uit te werken.

„Mijn inschatting is dat, zowel aan de liberale linkerkant van de kerk als aan de conservatieve rechterkant, de overtuiging bestond dat de kerk het wel aardig deed. Ecclesial centric noem ik dat: een gerichtheid op de kerk als instituut. Het is niet verkeerd om dat te corrigeren. Anderzijds mag de bezinning op de opengebroken cultuur niet oppervlakkig zijn. In de veertig jaar dat ik voorganger ben, heb ik de ene na de andere golf van activiteiten voorbij zien komen om de kerk te repareren.

Maar die beweging bevestigt dat de kerk op zichzelf gericht is. Ook de meeste missionaire gemeenten trappen in die valkuil. Vaak is een enthousiaste missionaire gemeente slechts een modificatie van de traditionele kerk. Een negatieve kant van veranderingsbewegingen in de kerk is dat er richting de leden het signaal van uit kan gaan: ga maar weg bij je traditionele kerk, want daar doen ze iets niet goed. Het resultaat is dat christenen op driftraken en overgaan naar een andere kerk, maar dat buitenkerkelijken niet bereikt worden.”

De intentie van missionaire gemeenten is toch om buitenkerkelijken aan zich te binden?

„De bedoelingen zijn vaak goed. Maar wat ik vooral zie, is dat er leiders opstaan die experimenteren. Dat trekt niet snel mensen van buitenaf. Nieuwkomers vertrekken bovendien weer als ze doorhebben dat de kerk bezig is zichzelf opnieuw uit te vinden. Dat legt een veel dieper probleem bloot: het gaat in menige kerk naar mijn inschatting niet meer om de vraag wat God wil dat we doen.”

Afschaffen dus, de kerk?

„Nee, maar we moeten als christenen de problemen in de samenleving serieus nemen. In de westerse wereld leven grote identiteitsvragen: wie zijn we, en waar komen we vandaan? In de Verenigde Staten zie je een snelle desintegratie van sociale netwerken. De ik-gerichtheid van mensen veroorzaakt grote eenzaamheid.

Als het enige antwoord van de kerk daarop is: wij weten nog steeds hoe het moet, en er via een marketingachtige aanpak wordt gepoogd nieuwe groepen te bereiken, dan zal dat mislukken. Christus laat tijdens zijn omwandeling op aarde zien dat God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf de sleutel vormen tot een christelijk leven. Ik denk dat christenen, aan welke kerk ze ook zijn verbonden, in dat licht hun roeping in de samenleving moeten verstaan.

Je ziet in de Bijbel vaak dat God ontmoetingen gebruikt om zijn boodschap over te brengen. In Lukas 10 zien we dat Christus zeventig discipelen uitzendt. Hun opdracht: draag het evangelie uit onder mensen in hun huizen. Dan zullen er aanknopingspunten zijn, omdat God niet van die discipelen afhankelijk is om Zijn Woord over te brengen. Op bijna iedere bladzijde van de Bijbel zie je dat God levens verandert van mensen die door iedereen zijn opgegeven. God kan wat wij niet kunnen: mensen leren luisteren naar zijn stem.”

bron: Nieuwsbrief Het Goede leven
Niet gecategoriseerd