Passen privémissen in het huidige begrip van de eucharistie?

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie wordt de Heilige Mis niet langer als bezit van de priester beschouwd. Daarom zetten verschillende liturgiewetenschappers vraagtekens bij het verschijnsel dat een priester de eucharistie alleen viert. Ze vrezen een “dubbele uitsluiting” van de leek.

Door Albert Gerhards, Benedikt Kranemann, Stephan Winter  op www.katholisch.de

De crisis veroorzaakt door het coronavirus daagt de christelijke kerken bijzonder uit.
Natuurlijk worden hun reacties op deze moeilijke, verwarrende situatie soms gekenmerkt door grote bezorgdheid, angst en onzekerheid. Daarom is het des te belangrijker om ook eens goed te kijken naar de voorschriften ook met het oog op vieringen. Voorop staat dat de kerken zich moeten oriënteren op wetenschappelijke aanbeveleidt lingen en zich moeten houden aan door de burgerlijke overheid vastgestelde maatregelen ter bescherming. Dit is het kader waarbinnen de aanpak inzake vieringen serieus kan worden besproken.

Op de derde zondag van de vasten werden gelovigen her en der geconfronteerd met gesloten kerkdeuren, gesloten vanwege het risico op infectie. Achter deze deuren werden soms zgn. spookmissen gevierd: priesters vierden de mis op hun eentje. In de communicatie daarover werd dan vermeld dat deze “oplossing” gekozen werd plaatsvervangend voor de gemeenschap en met aandacht in gebed voor de door de pandemie getroffen personen.
Veelal werd dit, ook in de sociale media verwelkomd en ondersteund.

De Heilige Mis is geen eigendom van de priester

Maar is dit een passende hun opiniebijdrage nalezen). reactie in de huidige situatie en past het in het eigentijdse verstaan van de liturgie? Het duidelijke antwoord is: nee.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft met de liturgische hervorming duidelijk gemaakt dat de liturgie door alle gedoopten gezamenlijk en in het openbaar wordt gevierd (Sacrosanctum Concilium, art. 7).
Bovengenoemde benadering van de privémis negeert de rolverdeling die vanzelfsprekend moet zijn bij alle liturgische vieringen. De kerk komt pas volledig tot uiting wanneer een geloofsgemeenschap in haar onderscheiden geledingen bijeenkomt, vooral op zon- en feestdagen. Met name de besloten viering strookt niet met deze visie op de eucharistie.

Er zijn in de geschiedenis altijd situaties geweest waarin het houden van vieringen niet of alleen onder de grootste gevaren mogelijk was, in tijden van oorlog, bij sociale conflichun opiniebijdrage nalezen). ten, natuurrampen, hongersnood of epidemieën. Men reageerde hierop op een manier die paste in betreffende tijd, met gebed, boete, voorbeden, godsdienstige vieringen of processies. En voor de viering van de mis, werden in vroegere tijden ook noodprogramma’s ontwikkeld, bijvoorbeeld via het principe van de vertegenwoordiging, plaatsvervanging. Dit leidde tot een spiritualiteit van de “privé-mis”, die de priester op bestelling “las” voor anderen, maar het werd gezien als zijn onvervreemdbaar eigendom.
Liturgiewetenschappers wijzen in dit verband op het gevaar van een ‘dubbele uitsluiting’
intern: de exclusief vierende en communicerende priester,
extern: de leek gereduceerd tot virtuele aanwezigheid en “geestelijke communie”.

Volgens zo’n opvatting is niet de gezamenlijke viering het sprekende teken van de ontmoeting tussen God en de mens midden in de wereld, maar de cultus die geldig en correct door de priester wordt uitgevoerd.
En precies daarom werden de gelovigen eeuwenlang grotendeels uitgesloten van het communiceren tijdens de mis. Ze gingen hoogstens apart van de misviering te communie of lieten dat zelfs na uit angst om met het heilige in aanraking te komen.
Pas na een lange weg kwam het Concilie ertoe om te stellen: de ter plaatse verzamelde gemeente is de drager van de liturgie! En dit verstaan van Kerk en ambt mag men niet lichtzinnig op het spel zetten, zeker niet in tijden van extreme nood.

Maar sommige diocesane instructies, lokale initiatieven en praktijken en verraderlijke taalgebruik laten zien hoe oude en verlaten opvattingen van voor het concilie in de huidige crisis weer de kop opsteken.
Met een sterke nadruk wordt gevraagd om privémissen en men kan zich daarbij beroepen op het geldende kerkelijke recht. (can. 904 CIC 1983).
Worden dergelijke missen uitgezonden op sociale media dan komt het tot een pijnlijke en mogelijk noodlottige herleving van wat terecht overleefd was.
Zo kan wat in het verborgene van een spirituele verbondenheid een zinnige ervaring kan zijn,door de presentatie in de media bijna vanzelf leiden tot genoemde dubbele uitsluiting.
In dit verband wordt ook wel het voorstel gedaan om tijdens de opening van de kerk de hostie in de monstrans uit te stellen. Ja er doen zelfs video’s de ronde van geestelijken die met de monstrans door de straten van de stad lopen.
De samenhang met de viering van de eucharistie door de geloofsgemeenschap, die de basis is voor de eucharistische vroomheid, is hier afwezig. Dit is in de postconciliaire tijd waarin we leven niet langer acceptabel en doet afbreuk aan de liturgie.

Vertegenwoordiging van gemeenschap niet alleen door de priester

Hieruit volgt natuurlijk niet dat de kerk volledig zou moeten afzien van de aanwezigheid van pastores. Het is dringend noodzakelijk dat de kerken, samen met overheidsinstanties verduidelijken hoe pastorale en rituele aandacht voor behoeftigen, zieken en stervenden kan worden gegarandeerd. Pastores moeten hun werk zoveel mogelijk kunnen voortzetten – rekening houdehun opiniebijdrage nalezen). nd met de feitelijke situatie. Maar de vertegenwoordiging van de gemeenschap kan niet geloofwaardig worden waargemaakt door één persoon. Altijd moet een vertegenwoordiger van de gemeenschap, hoe klein ook, aanwezig zijn omwille van de geloofwaardigheid. (Zo was in het verleden, ook als de priester alleen de mis “las”, de aanwezigheid van een misdienaar als representant van de gelovigen, vereist. (red.))
Als dit niet mogelijk is, daar lijken de jongste ontwikkelingen betreffende corona op te wijzen, is het de taak van alle gelovigen die door de doop en het algemeen priesterschap verbonden zijn, vormen te realiseren van het gezamenlijk luisteren naar het Woord van God en het gezamenlijke gebed.

In dit opzicht kan de komende tijd worden gebruikt om het spirituele potentieel in gezinnen, vriendenkringen en sociale netwerken aan te spreken en te bevorderen. Daarbij kunnen de digitale media creatief worden gebruikt.

(Zie bv. De parochie Martha en Maria, de digitale kapel)  
Men zou suggesties verwachten van onder meer de bisdommen en liturgische instituten – de eerste goede suggesties zijn al gepubliceerd
De vraag rijst ook waarom een ​​vesper of een andere vorm van vieringen van Woord en Gebed zo zelden in de media wordt uitgezonden. Het valt te vermoeden dat de theologie van het woord, die sinds het Concilie vanzelfsprekend had moeten zijn, nog weinig tot de verantwoordelijke kerkelijke leiding is doorgedrongen en nog minder in praktijk wordt vertaald.

Dat wreekt zich nu!
Het is te hopen dat na deze crisis een verrijking zal ontstaan van liturgische vieringen omdat daardoor sluimerende charisma’s en kwaliteiten ontdekt en geactiveerd kunnen worden. Foto’s en video’s van mensen die zingen en samen muziek maken op balkons zijn hier zeker profetisch!

bron: katholisch.de

vertaling en bewerking: redactie www.deroerom.nl

De auteurs

De auteurs van de tekst zijn de liturgisten Albert Gerhards (Bonn, emeritus), Benedikt Kranemann (Erfurt) en Stephan Winter (Münster).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *