Dochter Karine

Iedere dag op vaste tijd gaat de telefoon. Ik ga er goed voor zitten en schakel mijn tablet in op facetime. Daar is ze: mijn stralende dochter. Ze steekt meteen enthousiast van wal: ‘Mam, ik heb al geweefd en vandaag heb ik heel moeilijk plakken geleerd. En weet je wat nog meer is: nou hoef ik niet meer met de fiets naar de Biezenrijt. Ik ga naar boven en daar is nou De Biezenrijt met de leiding in de Ontmoetingsruimte.’

Karine is een drieënvijftigjarige vrouw, die functioneert als een meisje van zes à zeven jaar. Ze is de middelste van drie zussen die samen met de hele familie een geliefd netwerk om haar heen vormen. Ze is geïndiceerd voor 24-uurszorg, wat inhoudt dat ze dag en nacht begeleiding behoeft.

Ze woont in de Rapelenberg, een lang bestaand seniorencomplex. Twintig appartementen vallen onder Lunetzorg, een Brabantse stichting voor de zorg van mensen met een verstandelijke beperking. De rest van het gebouw blijft verhuurd aan senioren. Iedere bewoner van Lunetzorg beschikt over een eigen appartement waarin een woonkamer, slaapkamer, minuscuul keukentje, berging, douche en toilet aanwezig zijn. Voor ieder is er een eigen brievenbus bij de ingang. Er wonen twintig volwassen mensen met een beperking, verdeeld in twee groepen. Daarnaast is er op twee verschillende plekken een huiskamer waar ze gezamenlijk eten, elkaar ontmoeten en televisie kijken. En er is een kantoor voor de leiding op de eerste etage. Bovendien is er op diezelfde verdieping een grote ruimte gezellig ingericht als ontmoetingsruimte voor alle bewoners. Het complex, omringd door een tuin met enkele bomen, ligt aan de ventweg van de drukke Europalaan in Valkenswaard, waar dagelijks menige auto voorbij ijlt. Karine woont er nu al achttien jaar en wil er nooit meer weg. Het is een unieke woonplek, met een geweldig team van vaste leidinggevenden, over wie ouders en verwanten meer dan optimaal tevreden zijn! Het team heeft op een begrijpelijke manier aan de bewoners uitgelegd wat het coronavirus is en welke regels nu ook voor hen gelden. ‘Mam, we moeten goed onze handen wassen en eten doen we in de Ontmoetingsruimte. Dan zitten we ver van elkaar! Maar ik kan Inez wel zien.’ Inez is een van haar vriendinnen die ook op de Rapelenberg woont. Ze kennen elkaar al vanaf hun vijfde jaar. Fijn is inderdaad dat sinds de crisis Lunetzorg de dagbesteding van de Biezenrijt nu thuis in de ontmoetingsruimte organiseert. Normaal moeten de bewoners daarvoor naar het dorp. Gelukkig dat dit kan, want op deze manier wordt haar dagritme zo min mogelijk verstoord. Dat is erg belangrijk voor Karine; naast haar verstandelijke beperking is Karine autistisch. Daarom heeft ze in haar appartement een groot bord met daarop het dagritme van opstaan tot slapengaan, met picto’s die haar programma aangeven. Ze kan het bord bijna zelf invullen, maar de picto’s moeten er wel opstaan. Dat geeft haar rust. Ook is haar de huidige toestand op een duidelijke manier uitgelegd. Dat haar tweewekelijkse weekeindlogeerpartijen die ze altijd bij mij doorbrengt, ook niet meer doorgaan, heeft ze wonderwel goed geaccepteerd. Haar persoonlijke begeleidster heeft wel alle afspraken die al genoteerd stonden, met typex moeten verwijderen. Niet doorstrepen, want dan staat het er nog! Wonderlijk is ook dat ze haar nieuwe leven zo goed accepteert en ik iedere dag weer een guitig kijkende Karine ontmoet, die vrolijk haar prachtig gekleurde mandala’s opheft, zodat ik ze kan zien. Want mandala’s kleuren is haar vrijetijdsbezigheid en dat kan ze schitterend. Geen buitensporig lijntje is te bekennen en de kleuren schitteren de tablet uit! Ondertussen kwebbelt Karine door: ‘Mam, gisteren hè, hebben we gekleid: hartjes en bloemen en vandaag mogen wij die kleuren. En we hebben een nieuwe leiding. En die heet Michel. En Nicole is er ook en Hetty en Dian.’ Ik vraag naar de kleuren die ze heeft gebruikt en met tintelende ogen somt ze enthousiast op; ‘Blauw en rood en roze en paars. Die kleuren vind jij ook altijd mooi, hè Mam. En Hetty kan lekkere soep koken. Pindasoep kan ze maken. Die was lekker.’ Als onze ontmoeting lang genoeg geduurd heeft, speelt ze nog het eindspelletje dat we haar leerden om de verbinding te stoppen. Ze drukt eerst op haar eigen neus. Ik moet dan zeggen: ‘Karine, niet die neus, op mijn neus moet je duwen. Dan moet ik ‘au’ zeggen. Ondertussen heb ik het ‘stoptoetsje’ onder handbereik en als zij op mijn neus drukt, druk ik op het rode kruisje en sluiten we lachend de sessie af. Zo zien we elkaar op afstand, maar in werkelijkheid is ze o zo dichtbij.

bron: maandblad De Roerom mei 2020

Over de auteur:

Ria van den Eijnde-van Amelsvoort werkte als lerares Frans aan de Willibrord-MAVO in Valkenswaard, is moeder van drie dochters. Ria zette zich meer dan dertig jaar op regionaal en provinciaal niveau in voor Oudervereniging voor mensen met verstandelijke beperking: VOGG, nu KansPlus. Ze schreef eerder de dichtbundel ‘Rakelings’ (de Brouwerij) en de roman ‘Het Krijthuis’ (Ambo-Anthos). Ria is medewerker van het parochieblad De Torenvalk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *