‘Thuisloos, dat is echt iets anders dan dakloos’

‘Ik werkte als vertaler toen ik een hersenbloeding kreeg. Dat was in 1987. Toen ik uit coma kwam, herkende ik niemand meer. Ik moest alles opnieuw leren. En rusten, heel veel rusten.’ Aan het woord is Frederik Vegter, bezoeker bij de Jessehof in Delft. Vanachter zijn bril kijkt hij me vriendelijk aan. Hij vertelt verder met een rustige stem, soms aarzelend. ‘Ik verloor mijn baan en raakte in een depressie. Zo kwam ik in Delft terecht, 20 jaar geleden.’

De Jessehof is een inloophuis in hartje Delft, met uitzicht op de Grote Kerk. De ruimte was oorspronkelijk bedoeld als ontmoetingsruimte voor de appartementen er boven. Nog steeds komen er mensen van boven, maar de bezoekers vormen inmiddels een gemêleerd gezelschap.
Vrijwilligers begroeten iedereen die binnenkomst en voorzien de gasten van koffie met appeltaart, een gift van de voedselbank. In een hoekje staat een koeling met pakken vanillevla en gesneden groente. ‘Twee pakken per keer’ staat op een bordje. ‘Dat krijgen we van de voedselbank. Je mag twee dingen tegelijk meenemen maar niet iedereen houdt zich daar aan. Ja, als je een paar kinderen hebt, dan is het ook hard nodig.’

‘Toen ik bij de rechtbank zat voor de bewindvoering, was mijn halfzus er plotseling bij. Ik herkende haar eerst niet eens.. Even later zag ik ze wegrijden in een dikke auto. Sindsdien heb ik haar nooit meer gezien.
Mijn vader overleed toen ik vijf jaar was.. Ik ging naar het Aloysius College in Den Haag, een school met een goede sfeer. Daarna Duits en Frans studeren. Thuis veranderde de sfeer door de komst van mijn stiefvader. Ik heb nu helemaal geen contact meer met familie. Ik weet eerlijk gezegd niet eens of mijn moeder nog leeft. Ze zou nu 84 zijn.’

‘Ik las in de krant over de Jessehof. Toen bestonden ze net, het was hier helemaal niet zo druk. Ik kom hier bijna altijd. Als je thuis blijft zitten, dan leer je niemand kennen. Hier is het gezellig, ik ken de meeste mensen hier. Het is 6 dagen per week open. Op woensdag zijn ze dicht. Gisteren had ik hoofdpijn. Toen ik opstond heb ik een kop koffie gezet en heb naar films gekeken. Horrorfilms, dat is mijn hobby. Dan bellen er vaak kennissen. Vanmorgen vroeg belde al een van mijn kennissen. Zij komt niet hier, want ze kan niet meer zo goed lopen en dan ga ik meestal naar haar toe.’

‘De koningin is hier ook geweest. Ik heb met haar gepraat. Haar vader was net overleden en ik heb ze natuurlijk eerst sterkte gewenst. Ze heeft met bijna alle bezoekers gepraat. De meesten zijn thuisloos, net als ik. Dat is iets anders dan dakloos.
Als thuisloze heb je geen familie en geen kennissen en overdag niet veel omhanden. We hebben wel ergens een opvangplekje.’
Ondertussen schuiven andere bezoekers aan aan tafel en schenkt de vrijwilligster nog een keer koffie in. Er lopen mensen naar binnen en naar buiten. ‘Als er iemand binnenkomt die ik niet ken, dan geef ik een hand en zeg wie ik ben. Dat doet bijna iedereen hier, ze knopen zo een praatje aan. En anders doen de vrijwilligers het wel. Meestal komen mensen weer terug, daarom zie je hier vaak dezelfde mensen en wordt het steeds drukker. Vandaag is het marktdag en dan zijn er nog meer mensen.’

‘Anita is een moordwijf’, zegt Frederik met een brede lach. ‘Anita is de coördinator. Ze doet nu iets minder, maar je ziet haar heel veel dingen regelen. Maar ze is niet alleen hoor. De vrijwilligers … ik kan met allemaal goed opschieten. Ze offeren hun vrije tijd op. Opofferen, hmm … , dat is misschien wat veel gezegd. Ze doen het graag … het voelt als een soort warmte. Maar ja, ik kom hier ook altijd met dezelfde instelling, ik kom voor de gezelligheid, ik babbel met iedereen die hier de tijd komt doorbrengen. Als je normaal doet heb je van niemand last.’
‘Zelf meehelpen hier, dat zou te zwaar zijn voor mij. Ik moet nog steeds veel rust hebben. Ik tril nogal, als ik met koffie moet sjouwen, dat kan echt niet.’ Frederik wijst naar zijn buurvrouw: ‘Eén van de vrijwilligsters van vandaag, kwam hier altijd als gast. Zij vindt het leuk om vrijwilliger te zijn.’ Zij knikt. ‘Vriendelijk zijn en mensen op hun gemak stellen, dat moet een vrijwilliger wel kunnen.’

bron: Netwerk DAK

beeld: de Jessehof delft

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *