Zondagmijmering |
Hoe oud was ik? Negen, tien? Enfin, in de tijd dat ons land zich begon te herstellen van vijf jaar bezetting en tegelijk aan een nieuwe oorlog bezig was. Ver weg, in wat toen nog Nederlands-Indië heette. Het waren ‘politionele’ acties, bedoeld om ons koloniale bezit te verdedigen tegen (vrijheidslievende) ‘opstandelingen’, wat in feite inheemse mensen waren die het Nederlandse koloniale bewind meer dan zat waren. En onafhankelijk wilden zijn. Wist ik toen veel; ik was ’n kind en wist niet beter…
Ik ben opgegroeid in Strijp, een stadsdeel van Eindhoven. Ik ging er naar de lagere school, ging er plichtsgetrouw ter kerke en dronk er jaren later zo af en toe met mijn vader een glas bier in het café tegenover die vertrouwde St.Trudokerk. Het café is gemoderniseerd. De kerk niet. Misschien is dat een verklaring voor het bezoekersaantal. Al is het café vanwege corona gesloten en de kerk nog open. In die kerk heb ik in hun uitvaartdiensten mijn ouders voorgoed gedag gezegd.
Een deel van Strijp was de betrekkelijk kleine botenbuurt, waar alle straten naar boten of schepen waren genoemd: logger, schoener, tjalk, aak, botter, sloep, pink. Met als centraal hart het Schippershof. Een rechthoekig binnenpleintje dat een beetje leek op een begijnhof. Het was bereikbaar via twee tunneltjes; een plantsoen in het midden. Knus. Inmiddels is de buurt al sinds jaren gerenoveerd en zijn de huizen qua sanitair en ander comfort helemaal bij de tijd.
De saamhorigheid van dat buurtje werd vooral zichtbaar tijdens de jaarlijkse Lichtjesroute. Eindhoven werd op 18 september 1944 bevrijd en heeft sindsdien een traditie om een paar dagen tevoren in een fakkel-estafette het Bevrijdingsvuur te gaan halen in Bayeux, aan de Normandische kust waar de geallieerde invasie begon. In september werd en wordt in Eindhoven een kilometerslange route uitgezet langs en door buurten, straten, pleinen en parken waar een bijzondere verlichting wordt aangebracht. En het Schippershof was een highlight op die route. Eindhoven Lichtstad.
‘Hij is thuis’, werd er op een dag in onze buurt geroepen, ‘we gaan kijken’. Dus holde ik mee. Naar het Schippershof. Hoe oud was ik? Negen, tien? Enfin, de leeftijd dat je het spannend vond om een oorlogsheld te kunnen zien. Wist ik veel, ik was ’n kind en wist niet beter… We gingen letterlijk achter de muziek aan, want de harmonie ging een serenade brengen aan de teruggekeerde zoon van een groot gezin op dat Schippershof. Veilig terug uit de Oost. Een ereboog boven de voordeur, trotse ouders, glunderende broertjes en zusjes en een bijna verlegen held tussen hen in.
Die herinneringen komen terug bij alle publiciteit over het boek ‘Revolusi’, van de Vlaamse schrijver David van Reybrouck; een Belgische historicus/schrijver die zijn land in verwarring bracht en tot diep nadenken dwong met zijn recente standaardwerk ‘Congo’. Daarin beschrijft hij de rol van de Belgen en vooral hun toenmalige koning Leopold II in de Congo. Schokkend om het allemaal te lezen. En dat geldt ook voor zijn recente boek ‘Revolusi’, want daarin beschrijft hij hoe Nederland te vuur en te zwaard het koloniale bezit heeft verdedigd.
Logisch toch?, dat zijn boek me doet herinneren aan die serenade voor die dienstplichtige jongen van het Schippershof. Wat heeft ‘ie meegemaakt?, denk ik nu. Wat heeft ‘ie kunnen of willen vertellen aan zijn ouders, familie, buren, vrienden? Over die zeereis, over de tropen, over de wreedheden. De bewoners van het Schippershof waren van huis uit aardappeleters en dan komt zo’n jongen thuis met verhalen over een rijsttafel…
In mijn boekenkast staat een boek van Jouke Broer Schuil (1875-1960), geboren in Franeker, die na zijn opleiding bij de KMA een aantal jaren als officier in het toenmalige Indië diende. Kort na zijn terugkeer in Nederland verliet hij de militaire dienst en begon te schrijven; vooral (kinder)boeken. De Katjangs was een bestseller. Katjang is een Indonesisch woord voor pinda, maar ook voor ondeugende jongens. Het verhaal gaat over Tom en Thijs Reedijk. Hun vader is assistent-resident van Pontianak op Borneo. Voor een goede schoolopleiding stuurt hij zijn zoons naar Holland, waar ze bij de tantes Fokeliene en Koosje Moorman in Meerburg, een wijk in Leiden, gaan wonen. Ze wennen op school en op straat aan het leven in Holland. En is er natuurlijk een happy end als hun ouders ook naar het vaderland komen. Tempo doeloe…
Op het schutblad van mijn boek staat handgeschreven: ‘Prijs, gewonnen in de opstelwedstrijd van het Eindhovens Dagblad. Sept. 1950’. Helemaal rechtsboven staat met potlood de prijs van het boek: 4,90 gulden. Ik heb eens op de website van Boekwinkeltjes gekeken en zou mijn Katjangs voor 15 euro kunnen verkopen. Ik peins er niet over. Die prijs – uitgerekend van het (mijn) Eindhovens Dagblad – was het begin van een heerlijke journalistieke carrière.
‘Het hele politieke systeem heeft gefaald’, zei de demissionaire eerste-minister, afgelopen vrijdag. Zo’n uitspraak hoor je niet vaak. Rutte geeft toe dat ‘het hele politieke systeem’ – dus ook hij zelf, denk ik dan – fouten heeft gemaakt inzake de toeslagenvergoedingen. In ons politiek-correcte, super-democratische land vind ik dat verontrustend: jarenlang hebben ministers, staatssecretarissen, topambtenaren van meerdere ministeries, de belastingdienst, regionale en gemeentelijke toezichthouders en zelfs rechters verkeerd, nalatig, nonchalant of onbarmhartig kil naar de letter van de wet gehandeld. De ellende voor duizenden gedupeerde ouders/burgers was en is nog lang niet te overzien. Het moet beter. Daar kan Rutte dus werk van maken als hij over een paar maanden aan zijn vierde kabinet begint…
Het duurt nog even voor we omschakelen naar de zomertijd; lentelicht aan het eind van de wintertunnel. Toen de café’s nog open waren heb ik eens iemand aan de toog horen klagen: ‘Ik ben geen vroege vogel en geen nachtuil. Eigenlijk ben ik de hele dag door een doodvermoeide duif’. Pfff… , en dat het hele jaar door. Ik moet er niet aan denken. Ik luister liever naar de Franse schrijver/filosoof Albert Camus (1913-1960): ‘In het midden van de winter heb ik eindelijk geleerd dat er in mij een onoverwinnelijke zomer schuil gaat’.