Alweer een kruisje…

Eergisteren lag er een rouwbrief in de brievenbus. Wie?, vraag ik me in een flits af, terwijl ik de enveloppe open. En dan slaat de ontzetting pas ècht toe: Elly, een lieve, dierbare nicht;   begin zeventig en al langere tijd in gevecht met een slopende ziekte. De vooruitzichten waren niet erg hoopvol, maar zij kon en wilde niet leven zonder hoop en begon met een bewonderenswaardig optimisme telkens weer aan een nieuw behandeltraject. 

Getrouwd met een schilder/dichter was ze dag en nacht omgeven door kunst. Het was een onlosmakelijk deel van haar leven. Ze hield er van: van hèm, van zijn kunst, van àlle kunst.   Tussen allerlei vermoeiende behandelsessies door vonden ze samen nog tijd en energie om – tot in Duitsland en België toe – op zoek te gaan naar kunst, naar levensruimte; even weg uit die ziekenhuissfeer. Genietend van korte logeerpartijtjes, genietend van kunst in musea en in de buitenlucht, genietend van de wisselende seizoenen; van dat gewone leven. Elke Godgegeven dag omarmend met een gretige levenslust.

Ze hield me – net als iedereen in haar grote vriendenkring – bijna wekelijks op de hoogte van haar ziekteproces en uitstapjes. Soms met een wat uitgebreider reisverslag, soms maar een paar regels over de behandeling. Maar tussen al die regels door las je dat vertrouwen en de wil om er nog een tijdje, een paar maanden bij te krijgen. Want de afloop stond al langer vast, er was geen ontsnappen mogelijk. Die rotziekte zou het winnen, maar ze bleef haar doodsvijand tot het laatst toe uitdagen. Een vechter.

Ruim een week geleden stuurde ze een paar regels vanuit een kliniek in Aken waar ze een zo goed als laatste poging waagde om het ziekteverloop verder te vertragen. Daarna werd het stil. Voor mij niet meteen onheilspellend, ervan uitgaande dat ze snel weer van zich zou laten horen om te vertellen of de behandeling ’aansloeg’, zoals dat wordt genoemd. Maar in plaats van haar doorgaans opgewekte mail kwam dat overlijdensbericht…

Ik heb een kruisje gezet bij haar naam in mijn papieren adressenlijst, zoals ik dat bij alle overleden dierbaren doe: familieleden, vrienden, oud-collega’s. Ik zou die adressenlijst best wel kunnen inkorten maar dat kan ik niet over m’n hart verkrijgen. Alsof je iemand uitgumt…    Nu blijven die overledenen voor mij zichtbaar in de leegte die ze achter laten. Elke keer als ik ’n adres opzoek roepen die kleine kruisjes herinneringen op; herinneringen boordevol hartelijkheid, vrolijkheid en liefde.  

Op de rouwbrief schreef haar man Loek : ‘Dit fijne mens moeten jullie, maar vooral ik missen. Mijn God, wat hield ik van haar, nee wat hou ik van haar’.

Wat ’n triest slot van een toch al warrige week waarin het corona-virus andermaal een hoofdrol opeiste. Opnieuw een reeks maatregelen die niet uitblinken door logica. Waarom mag het een wèl, en wordt andere gelijksoortige verboden? Iedereen heeft z’n eigen verhaal, z’n eigen mening.

Morgen voetbalt Oranje in een lege Kuip, terwijl drie dagen geleden duizenden carnavalisten de opening van het carnavalsseizoen vierden: urenlang, op anderhalve centimeter van elkaar. In deze tijden is de ene dag nu eenmaal de andere niet…

Elf november is ieder jaar weer een bijzondere dag. Het is Wapenstilstandsdag, het einde van die waanzinnige, wrede en overbodige Eerste Wereldoorlog. In België, en dan vooral in Vlaanderen, wordt dat jaarlijks ingetogen herdacht. Met kransleggingen, met klaproosjes en rozenblaadjes neerdwarrelend uit het dak van de Menenpoort in Ieper terwijl er voor de zoveelste keer de Last Post geblazen wordt.

De elfde november is ook het feest van Sint Maarten. Net als Sint Nicolaas een oecumenische heilige vanwege zijn reli-neutrale naastenliefde. Ik heb in mijn grotendeels protestantse woonplaats Veenendaal tevergeefs gewacht op kinderen die, net als in een aantal Europese landen, op de feestdag van Sint Maarten in optocht langs de deuren gaan, een lampion in de hand, zingend ‘bedelend’ om snoep.

Elf november: dit jaar ook de dag waarop de mislukking van de klimaattop in Glasgow zich aankondigende. Er kwam een slotakkoord met een stortvloed aan goede voornemens en (vage) beloftes, maar met bitter weinig concrete afspraken. Over zo’n klimaattop kun je pessimistisch doen, of toch een beetje optimistisch. Of het kan je onverschillig laten.

Minder bomenkap?, minder ontbossing? Vooralsnog is het een schone droom, vooral in het Amazone-gebied. Kun je zelf iets bijdragen aan die klimaatbeheersing?

Schrijver/dichter Jaap Robben (37) heeft een voorstel:

Zullen we een bos beginnen?
Graaf dan een kuil
en plant je boom
voorzichtig
naast de mijne.

Kunnen ze elkaar
uit de wind houden
als het stormt
of in de zondagzon
samen zwijgen.

En als ze ’s avonds
door de wimpers
van hun twijgen
naar elkaar kijken
beginnen ze al
op een bos te lijken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *