Erotiek in de alledaagse keuken…

‘n Enkele keer sta ik ‘n beetje verbaasd voor m’n boekenkast: heb ik dat allemaal gelezen?, en nog veel meer wat er niet (meer) in staat. Opruimen dus, leve de Kringloop. Maar sommige boeken doe ik voor geen goud weg, nou ja…., bij wijze van speken dan. Een daarvan is ‘Afrodite’ van Isabel Allende, voor ’t eerst gepubliceerd in 1997.  Het is een zinnenprikkelend kookboek, vol verrukkelijke vertelsels en recepten. Het boek staat bij wijze van spreken stijf van onschuldige erotiek en bijbehorende recepten. Nooit geweten dat er zoveel zinnenprikkelende groenten bestaan. Ik heb met een prei, ‘n asperge of winterpeen in m’n hand nooit meteen aan een fallus gedacht.   

Rijst, ook zoiets. ‘Rijst is een vruchtbaarheidssymbool’, vertelt Isabel Allende: ‘Wanneer men in alle onschuld rijst uitstrooit over het bruidspaar bij de uitgang van de kerk, weten maar weinig mensen dat het gebaar zaadlozing en sperma uitbeeldt. Gelukkig maar… Sommige mensen zijn van mening dat het onmogelijk is iemand met een bord rijst op te winden, maar mijn moeder zegt dat de overbevolking in China het beste bewijs is van de werkzaamheid van rijst…’.

In haar boek staat een lang gedicht van James Tipton (1942) die tegenwoordig in Chapala, zuidelijk Mexico woont. Hij schreef in 1995 het volgende gedicht:

Met geopende mond deed ik mijn intrede
in deze sappige wereld
van perziken en citroenen en gerijpte zon
en dit rozig verborgen vlees van de vrouw.

Deze wereld waar het avondmaal
in de adem zit van de zachte woestijn,
in de specerijen van de ver gelegen zee
die later ronddrijven in mijn nachtelijke slaap.

Ergens tussen de hersenen en de granaatappel
werd ik geboren, proevend van
de heerlijke texturen
van handen, haar en ogen;
ik werd geboren uit de maaltijd van het hart,
uit het oneindige bed,
om over deze eindeloze aarde te lopen.

Ik wil je voeden met de bloemen van ijs
op dit winterse raam,
de geuren van vele soepen,
het aroma van heilige kaarsen
dat me door dit cederen huis volgt.

Ik wil je voeden met de lavendel
die opstijgt uit sommige gedichten,
met de kaneel van gebakken appels
en de eenvoudige vreugde die we beleven
aan de hemel wanneer we verliefd zijn.

Ik wil je  voeden met de scherpe aarde
waar ik knoflook heb geoogst
ik wil je voeden met herinneringen
die opstijgen uit blokken espenhout
wanneer ik ze splijt, met de rook van dennenhout
die zich samenpakt rond mijn huis tijdens een rustige nacht
en met de chrysanten die bij de keukendeur groeien.

Het is al weer heel wat jaren geleden dat ik regelmatig wandelde met onze kleindochter en haar twee broertjes. Zij is nu een charmante, veelzijdige spring-in-het-veld van begin twintig. Ik heb een keer ‘n sneeuwwandeling gemaakt met die drie, toen nog peuters. De jongens liepen altijd vooruit; rennend, ravottend. Zij liep doorgaans achteraan, bedachtzaam alles bekijkend wat ze op het voetpad en daarnaast tegenkwam. Enfin, het ging me op ’n keer te langzaam, dus riep ik op een gegeven moment: ‘Vooruit Claire, loop eens ’n beetje door!’. Dat bleek de verkeerde aanpak. Ze stond stil, zette nog net niet haar knuistjes in de zij, maar keek me boos aan en riep terug: ‘Ja maar, jij bent niet de baas’.

Ik moest er aan denken toen ik een dezer dagen las dat Mark van der Werf een boekje heeft samengesteld met een bonte verzameling gesproken en geschreven citaten van kinderen, inclusief de taalfouten. Zoals het briefje dat een jongetje aan zijn moeder schreef: ‘Lieve mama. Ik vint dat je lekker kookt alleen ik lust het niet’. Of dat van een meisje dat het huis gaat verlaten, drie turven hoog: ‘ Lieve mama! En papa! Ik ga jullie verlaten. Omdat ik geen cavia mag. Ik neem afschijt half 6. Dan ga ik maar dakloos zijn’.

Nog ’n voorbeeldje uit eigen ervaring. Onze lieve overbuurvrouw in onze vorige woonplaats, aan de rand van Gent, en moeder van twee kinderen, vond het tijd om haar dochtertje Nina wat seksuele voorlichting te geven. Toen ze in kindertaal een en ander had uitgelegd, vatte Nina het kort samen: ‘Ik snap het. Jullie hebben het dus twee keer gedaan’.

We beginnen de dagen naar Kerstmis af te tellen. In de kerken hangen nog de paars-omfloerste Adventskransen en de carillons strooien geen muzikale pepernoten meer, maar klingelende klokjes, klingelingeling. Elke Kerstmis weer moet ik denken aan die peuter die hààr versie van het bekende kerstliedje zong: ‘Midden in de winternacht, ging de HEMA open’.

Ach ja, op die leeftijd is de HEMA dichterbij dan de hemel…    

beeld: https://images.unsplash.com/robert lukeman