Maria ten Hemelopneming, een oud Maria-feest

Vandaag 15 augustus vieren katholieke gelovigen over de hele wereld het Hoogfeest van de ten hemelopneming van de Maagd Maria. Het is een van de oudste Mariafeesten in het christendom.

De Tenhemelopneming van Maria betekent dat Maria na haar dood op aarde met lichaam en ziel in de hemel is opgenomen. Dit verklaart ook waarom er geen relieken van Maria zijn. Zij is – zoals paus Franciscus het uitdrukte op zijn eerste feest van de Assumptie als bisschop van Rome – “de eerste van de verlosten die de hemel bereikt”.

De oorsprong van dit feest is niet helemaal duidelijk, maar gaat ver terug. Hoewel de Heilige Schrift niet spreekt over een lichamelijke opname van Maria, kan het geloof erin al in de 7e eeuw worden bewezen. 1950 verklaarde paus Pius XII. de lichamelijke tenhemelopneming van Maria voor de Rooms-Katholieke Kerk als een bindend geloof. Het is tot nu toe het laatste dogma van de kerk.

Het betreft hier niet een wetenschappelijk aantoonbaar feit, maar een geloofsgegeven. Er staat niets over in de Bijbel. Het berust op mondelinge overlevering. We lezen er voor het eerst over in vroegchristelijke geschriften uit de vijfde eeuw, dezelfde tijd waarin Maria werd uitgeroepen tot ‘Moeder Gods’ (‘God-barende’, ‘Theo-tokos’). Dat gebeurde op het Concilie van Efese in het jaar 431. In de Latijnse traditie van het westen heeft het tot 1950(!) geduurd, voordat paus Pius XII – na een wereldwijde rondvraag langs de bisschoppen – dit geloofsgeheim tot officieel leerstuk (‘dogma’) van de Kerk uitriep.
Wat vertelt ons de overlevering? Toen de tijd gekomen was dat Maria zou heengaan uit deze wereld, werden alle apostelen opgeroepen om daarbij aanwezig te zijn. Niet alleen degenen die op dat moment nog in leven waren en verspreid over de hele toenmaals bekende wereld het evangelie verkondigden, maar ook degenen die al gestorven waren. Engelen voerden hen door het luchtruim aan.

De oudste afbeeldingen stammen uit de achtste eeuw; we vinden ze bij de Christenen van het oosten: in Byzantium (het huidige Istanbul) en Griekenland. De bijgaande afbeelding is afkomstig uit het Roemeens Orthodoxe klooster van Petru Voda, en is uiterst recent; ze stamt uit het begin van onze 21e eeuw.

Op de voorgrond zien we Maria uitgestrekt op haar sterfbed, omstuwd door de apostelen. Rechts en links op de achtergrond ook treurende vrouwen. Achter het bed verschijnt Christus. Hij draagt de ziel van Maria in de vorm van een klein kind op handen. Prachtig contrastbeeld: hoe vaak zien we niet afbeeldingen van Maria met het kind Jezus op haar arm. Hier is het omgekeerd. Om te laten zien dat het niet gaat om een wereldse, maar hemelse gebeurtenis, is Hij opgenomen in een gouden ovalen stralenkrans (‘mandala’ of ‘mandorla’); daaromheen zien we in een grijze mandala dienende engelen. Boven Christus: de vuurkleurige seraf. Eigenlijk is Maria dus al in de hemel opgenomen. Boven de punt van de mandala zien we hoe Maria, gezeten op een bankje, ten hemel stijgt. Zij is gevat in een volmaakt ronde cirkel, symbool van de eeuwigheid, welke wordt gedragen door twee engelen. Links en rechts van haar worden de twaalf apostelen onder engelenbegeleiding door de lucht aangevoerd.

Het spreekt vanzelf dat in de loop der tijden de verhalen almaar mooier gemaakt werden, en dat er steeds meer bijzonderheden in werden verweven. Zo wordt verteld dat Thomas helemaal uit Zuid-India moest komen. Hij was te laat. Op het moment dat hij nog door de lucht werd aangevoerd, kruiste Maria zijn weg die ten hemel werd opgenomen. Zij wierp hem in het voorbijvliegen haar ceintuur toe. (Dat wordt op de afbeelding ook weergegeven). Daarmee zou hij kunnen aantonen dat zij met lichaam en ziel in de hemel was opgenomen. Maar toen hij dat aan de apostelen vertelde, wilde geen van hen dat geloven. Daarop begaven ze zich naar het graf van Maria en bevonden het leeg. Toen moesten ze wel geloven dat hij de waarheid sprak. Zo werd de ‘ongelovige’ Thomas in ere hersteld.

Een andere anekdote vertelt hoe een joodse priester, Antonius geheten, probeerde Maria’s lijk van de draagbaar af te gooien. Op hetzelfde moment was er een engel uit de hemel verschenen met een zwaard. Met één houw hakte hij hem beide handen af. De priester schreeuwde het uit van de pijn. (Ook dat zien we terug onderaan vóór op de afbeelding: zijn handen kleven nog aan de baar). Hij smeekte de apostelen om hulp en werd genezen op het moment dat hij zei te geloven in Jezus Christus!

Merkwaardige anekdote. Nog merkwaardiger dat het tot op heden wordt afgebeeld. Eigenlijk is het een weergave van wat Christenen geloven. Dat het joodse geloof zijn voltooiing vindt in Christus. Van daaruit terugkijkend naar de joden, die niet in Christus geloven, zien zij dat ‘het hun – door toedoen van de hemel – bij de handen is afgebroken’, en dat alleen het geloof in Christus redding biedt en alles heel maakt. Zo is het feest van Maria toch weer – en terecht – een verwijzing naar Christus.

beeld: [ca 2005, buitenmuurschildering. Roemenië, klooster Petru Voda. Dries van den Akker s.j./2013.08.08]

(Vaticaannieuws/beeldmeditaties.l)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *