Niet alle koningen zijn wijs

Het is voor veel mensen een gewoonte om de kale kerstboom meteen na Driekoningen op straat te zetten, of in de tuin als het er een met kluit is. Kerstbomen zijn de verschoppelingen op ons Kerstfeest: liefdevol in huis gehaald, met van alles en nog wat opgetuigd en een paar weken later harteloos op de stoep gemieterd. Alsof het vluchtelingen zijn…

Ik laat mijn kerstboom (zonder kluit) nog een paar weken in de erker staan, maar zonder lampjes en kralensnoeren. De boom – een rasechte Nordmann, zonder stamboom – kostte 45 euro. Ik weet het: erg veel geld in deze tijd van gierende inflatie. En dus wil ik er nog wat langer van genieten. Bovendien ben ik er een beetje aan gehecht geraakt. Het zal leeg zijn als ‘ie binnenkort toch de versnipperaar in moet.  

Elk jaar loop ik na de jaarwisseling rond met de vraag of het nou koningen of wijzen waren die bij het Jezuskind op kraamvisite kwamen.
Want dat is niet hetzelfde: er waren (en zijn) koningen die niet wijs waren (of zijn).
En je hebt wijzen die geen koning zijn.
Misschien is de wijze koning Salomo een uitzondering op deze regel.

Als ik de Bijbel mag/moet geloven had hij in al zijn wijsheid 700 vrouwen en 300 bijvrouwen. Veel? Alles is betrekkelijk. Andere tijden andere zeden…
Je kunt er, wat die koningen/wijzen betreft, het Nieuwe Testament op naslaan. Maar dan ben je gauw uitgelezen en niks wijzer.
Van de vier Evangelisten is Mattheüs de enige die iets over dat ‘koninklijke’ bezoek aan die stal in Bethlehem vertelt. Maar hij houdt zich op de vlakte.
Hij praat over wijzen, zonder te zeggen hoeveel. Hij vertelt ook niet of ze geschenken meebrachten, laat staan wát ze bij zich hadden en zegt alleen dat ze uit het oosten kwamen.
Kortom: we weten niks zeker over die wijzen. Kort na hun vertrek uit Bethlehem zijn we hun spoor kwijt geraakt. En dat gaf in de daarop volgende eeuwen volop ruimte aan religieuze tekstuitleg en fantasie.

Het zouden geen koningen of wijzen zijn geweest maar Perzisch-Babylonische astrologen, sterrenkundigen, magiërs. Niettemin werden ze in de loop van de tijd koningen genoemd en kregen ze in de vroege Middeleeuwen de ons bekende christelijke namen: Balthasar, Caspar en Melchior die goud, wierook en mirre als geboortecadeautjes bij zich hadden. In die tijd koninklijke geschenken.

De Cisterciënzer-abt Bernardus van Clairvaux  (1090-1153) had zo zijn eigen uitleg over die kostbare geschenken. Het goud zou bedoeld zijn om de armoede te verlichten, de mirre om het kind te verzorgen en de wierook om de stank uit de stal te verdrijven.
In de wirwar van de opeenvolgende Kruistochten zouden de stoffelijke resten van die wijzen,  via, via, naar Milaan zijn gebracht waar ze in 1158 ontdekt zouden zijn in een tombe in een klein kerkje. Keizer Frederik Barbarossa gaf de relikwieën aan zijn kanselier, de Keulse keurvorst-aartsbisschop Reinald van Dassel die ze naar Keulen bracht en daar in een kostbare schrijn liet leggen; in de Dom, waar ze nog steeds liggen.

Keulen heeft daarom drie kronen in het stadswapen, maar je moet wel diep en diep (bij)gelovig zijn om te geloven dat in die schrijn de echte restanten liggen van de wijzen waar Mattheüs het over had. Misschien ligt er in die schrijn alleen het stof van onze verbeelding…

In een van zijn laatste preken sprak de afgelopen week begraven emeritus-paus Benedictus XVI over de drie wijzen: ‘Mannen die het onbekende tegemoet gingen’. Hij noemde hun fysieke tocht ‘de innerlijke pelgrimstocht van hun hart. Het waren zoekers naar God’. En als zodanig nog steeds een voorbeeld voor ons.   
De journalist/schrijver en hoogleraar Anton van Duinkerken (1903-1968) was een van de velen die in de loop van de eeuwen over de drie koningen geschreven hebben, zoals deze strofe uit een wat langer gedicht:  

                             Door een woestijn van eeuwen vol boosheid en gevit
                                 daar lopen drie kamelen waarop een koning zit.
                                                Nu zal het wel gaan sneeuwen
                                                     dan wordt de wereld wit.

Dat laatste is dit jaar hoogst twijfelachtig. Voor de komende twee weken hoeven we volgens de weervoorspellers zeker niet op sneeuw te rekenen. Laat staan vorst. Daarna zien we wel, want hou de boerenwijsheid in gedachten:     

                                          Als de kat in januari in de zon zit
                                         ligt ze in februari achter de kachel

beeld: https://stadsmuseumtilburg.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *