Een opgerold speldenkussentje…


Eergisternacht droomde ik dat ik een winterslaap hield. Vervelende droom, omdat ik
doorlopend, of beter: doorslápend, bang was dat ik te vroeg wakker zou worden.
Want bij een winterslaap gaat het niet over een zondagje lekker uitpitten, maar over een semi-
coma van vele weken, soms maanden.

Je slaapt in als de laatste herfstblaadjes van de takken zijn gedwarreld; je slaapt dwars door
het geklingel van de eerste sneeuwklokjes heen en je wordt pas wakker tegen de tijd dat de
Keukenhof de poorten open zet: spring is in the air!

Vleermuizen en egels zijn geboren winterslapers. Sommigen worden zelfs slapend geboren en
gaan slapend dood. Wat ’n leven… Kijk nou, hoe vertederend: zo’n opgerold speldenkussentje, knuistjes rond het snoetje, maanden weg uit de boze buitenwereld en goed uitgeslapen wakker worden.

De dichter/schrijver Jan Boerstoel (1944) zag het helemaal voor zich:
Zo’n egeltje, dat in november slapen gaat
en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,
de kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,
de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat.

Fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard: sneeuw, ijs en hagelbuien, bibberen en rillen
en carnaval… Zoiets zou u toch ook wel willen? Pas als de lente t’rugkomt in de loop van maart
ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken en daarna gaat hij de verkeersweg oversteken…
Ach ja, sommige egeltjes worden niet oud.

Sommige mensen wèl, zoals de filmmaker Woody Allen. Hij is 88. ‘Mooie leeftijd’ , hoor je mensen dan bijna achteloos zeggen. Meestal mensen die de 88 nog moeten halen!
Allen zelf denkt er iets anders over, las ik in een recent interview. Oud worden gaat hem
redelijk goed af, vertelde hij, maar ouder worden is niet goed. ‘Maar wat kun je doen? Veel
vis eten’.
Het is een wat raadselachtige aanbeveling, maar (duurzame) vis eten is nooit verkeerd. Ook
niet op hoge leeftijd. Hoe meer vis, hoe ouder…?
Kinderen hebben zo hun eigen kijk op dood en ouderdom. ‘We mochten een karretje maken met de overschotjes van grootvader’ klinkt morbide, maar het is een van de vele vermakelijke opstel-zinnetjes die een Vlaamse onderwijzer in de loop der jaren verzamelde.
Zoals dat van een ander kind dat schreef: ‘Ik denk dat ik al lang dood zal zijn tegen dat ik
tachtig jaar ben’.

Taal is mooi, maar soms ook lastig. En niet alleen voor kinderen. Ook de dichter/schrijver
Drs. P. (Heinz Polzer 1919-2015) worstelde er soms mee:

De eerste zin moet ongelezen blijven
de tweede wordt gelezen tot besluit
Steeds heb ik zin, de verskunst te bedrijven
mentaal verschaft me die een rijke buit
zo’ n goed gebouwde tekst, daar zit wat in
Maar ondertussen kom ik er niet uit
want waar ik nog mee zit, is dat begin
Ik dien de tweede zin dus nu te schrijven
terwijl ik pieker: heeft de eerste zin?

Die eerste zin. Je kunt ‘m overslaan en met de tweede beginnen; flauwe grap. Maar serieus:
die eerste zin.
De eerste zin van je eerste opstel, de eerste zin van je afstudeerscriptie, van je eerste
liefdesbrief, de eerste zin van je eerste (of zoveelste…) sollicitatiebrief, de eerste zin van je
laatste wil, de eerste zin als je aan een verhaal begint. Hoe begin je?
Veel schrijvers liggen er nachten wakker van, of krijgen in ’n inspiratieflits de briljante
ingeving.
Misschien is dat ook Herman Melville (1819-1891) overkomen toen hij zijn Moby Dick
begon met een van de beroemdste beginzinnen in de internationale literatuur: ‘Noem me
Ishmael’.
Drie woorden maar, hoe eenvoudig kan schrijven zijn…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *