Naar ‘joodje de Wit’…


Als kind verzamelde ik postzegels. Uit de hele wereld en leerde verzamelenderwijs namen
van mij toen nog volstrekt onbekende landen (her)kennen. Het was een mooie aanvulling op
de lessen aardrijkskunde op school.


Voor de Nederlandse zegels had ik een catalogus gekregen, zodat ik kon opzoeken welke
zegels in welke serie ontbraken. In die catalogus stond ook wat de zegels waard waren. Ik rekende me ‘rijk’ met wat gaandeweg oud papier is geworden, want postzegels zijn al lang geen winstgevende belegging meer. En de mini-schilderijtjes van veel derdewereldlanden vind ik maar niks; postzegels die
bijna groter zijn dan de enveloppe waar je ze op moet plakken.
Beeld- en themaverzamelingen vond ik mooi: postzegels met bomen, of kastelen, bruggen,
vliegtuigen of vlinders, noem maar op. Ik heb een collega gekend die een omvangrijke
verzameling van alleen maar kerstzegels had. Fantastisch, om die albums door te bladeren.
Ik heb er jarenlang verzamelaarsplezier in gehad om nieuwe uitgaven te kopen bij die speciale
filatelie-loketten in grote postkantoren in de landen waar ik werkte of op vakantie was.
Maar dat doe ik niet meer.


Je moet op elk hoogtepunt durven stoppen, zelfs met het verzamelen van postzegels.
Nadat ik dat besluit eenmaal had genomen, heb ik mijn meer dan twintig volle albums, via
een vriendverzamelaar op een postzegelveiling van de hand gedaan: in Helmond, waarmee ik
niks wil insinueren, maar de opbrengst was nèt genoeg om m’n vriend, als dank voor zijn
bemiddeling, te trakteren op ’n eenvoudig hapje bij de Chinees: twee loempia’s, een fou yong hai, een babi pangang, een berg witte rijst en vier, of zes… bier.

Toen ik nog op de lagere school zat kreeg ik af en toe van m’n moeder, of van onze
inwonende tante Nel postzegels cadeau; als ik jarig was, of weer een insigne bij de welpen
had behaald. Ik mocht dan mee naar ‘joodje de Wit’. Dat was de kleinste van de twee (joodse) broers de
Wit die een postzegelwinkel hadden op de Demer, in hartje Eindhoven.
De grootste van de twee was drie koppen groter dan zijn kleine broer die altijd in de winkel
stond en die ik me heel precies herinner.
Ik keek er m’n ogen uit in dat postzegelparadijsje en was de koning te rijk met een kleurrijke
serie zegels uit een ver land, of met een pakje ’Honderd verschillende hele wereld’, zoals op
het cellofaantje stond.
De winkel bestaat niet meer, de beide broers zijn al lang overleden, maar die aanduiding
‘joodje’ zit nog steeds in m’n herinnering. Het klonk vertederend, maar was het zo ook
bedoeld?
Ik heb er toen en later nooit naar gevraagd wat zo’n beetje half Eindhoven met dat woord
‘joodje’ nou precies bedoelde.
Ach, ik was een kind en wist niet beter….

Ik moest er weer aan denken toen ik las dat er een hakenkruis was gekladderd op de synagoge
in Middelburg. ‘Aangebracht door een zeer jong persoon’, liet de politie weten. Een kind dus.
De voorzanger van de synagoge was opgelucht dat het ‘maar een jeugdige stommiteit was’.
Een afvaardiging van de joodse gemeenschap in Middelburg heeft inmiddels met de jongen
een gesprek gehad om hem duidelijk te maken wat voor invloed zo’n bekladding heeft op de
joodse bewoners.
Hopelijk helpt het om dat joch op andere inzichten te brengen. Maar ik mag toch hopen dat er
ook gesproken is met de ouders, want waar haalt zo’n kind het idee vandaan om uitgerekend
een synagoge te bekladden met uitgerekend ’n hakenkruis?
Heel soms vraag ik me wel eens af of ik niet besmet ben met dat eeuwenlang doorgegeven
‘discriminatievirus’. Zo moet ik in mijn vroege jeugd onbewust ervaren hebben dat wit en
katholiek de beste combinatie was.
Ach, ik was ’n kind en wist niet beter…

Ik weet intussen wel heel veel beter…, maar de kinderen van nu ook?
In m’n oude verzameling zat een Israëlische postzegel met als tekst: Shalom.
Als dàt zou kunnen…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *