Vrijheid van meningsuiting



Prof Hans van de Ven uit Nijmegen is altijd in om rond een actuele kwestie de zaken eens goed op een rij te zetten. Hij schreef bij gelegenheid van de Dag van de Mensenrechten (10 december) een pittig artikel over ‘de vrijheid van meningsuiting inzake godsdienst’.
Dit artikel is, ondanks het stevige karakter, een verademing om kennis van te nemen tussen alle kretologie en eenzijdigheid die rond dit thema ten beste wordt gegeven.

Hij begint zijn artikel als volgt:

Na de religieuze moord op Theo van Gogh kon men alom vernemen dat de meningsvrijheid waarvan hij onbelemmerd gebruik had gemaakt een absoluut recht is. Ook na de vertoning van de film Submission

werd op de trom van de absolute meningsvrijheid geroffeld. Dit was wederom het geval bij de kwestie rond de Deense cartoons. Met nadruk werd het recht verkondigd om alles te kunnen zegen wat je denkt, vooral op religieus gebied. Tegen deze achtergrond wil ik ingaan op de meningsvrijheid inzake godsdienst.

Over de meningsvrijheid als absoluut recht wil ik een paar dingen zeggen. In de eerste plaats wordt over het hoofd gezien dat de vrijheid van meningsuiting, zoals alle vrijheidsrechten, primair betrekking heeft op de relatie tussen burger en staat. Ze bedoelen bescherming van de burger te bieden tegen infiltratie door de staat. Ze houden een negatieve verplichting van de staat jegens de burger in. De verplichting luidt: “minister, kamerlid, ambtenaar, rechter, gij zult de meningsvrijheid van de burger respecteren”. Dit wordt de verticale werking van de burgerrechten genoemd. Daarnaast is er de horizontale werking. Zij is te beschouwen als een afgeleide toepassing van de mensenrechten op de burgers onderling. Het is een privaatrechtelijke toepassing van publiek recht.

Lees het volledige artikel

Niet gecategoriseerd