Wel praten, maar luisteren? Ho maar?

‘We moeten maar eens praten…’. Er wordt wat afgepraat, ook binnen de rk-kerk. Maar wordt er ook geluisterd? Er wordt voornamelijk langs elkaar heen, of door elkaar gepraat, want tegenwoordig leer je op mediatrainingen om dóór te blijven praten en je niks aan te trekken van hetgeen je gesprekpartner probeert te zeggen. Een zogenaamd ‘goed gesprek’ bestaat maar al te vaak uit éénrichtingverkeer waarbij het de bedoeling lijkt – of is? – om de gesprekspartner monddood te maken en niet goed te luisteren naar wat hij/zij zegt.

Naarmate er méér gepraat wordt lijkt het alsof het talent om te luisteren verdwijnt. Jammer, want luisteren is respect betonen naar de ander; de gesprekspartner de ruimte geven om zijn zegje te doen. De rk-kerk is niet de gemakkelijkste organisatie om aan het woord te komen. Zeker niet als leek. Constructieve dialogen binnen de kerk zijn zeldzaam , en al helemaal tussen de clerus en de gelovigen. In de kerk moet vooral geluisterd, gehoorzaamd worden.

Waar ligt dat aan? Het is deels historisch te verklaren: ‘n paus heeft zich eeuwen geleden een primaat aangemeten en sindsdien hebben zijn opvolgers altijd het laatste woord gehad. Dus wat valt er dan te praten? Temeer omdat op de Vaticaanse bestuursvloer de Curie het voor het zeggen heeft. De dramatische breuken en schisma’s in het verre verleden, eerst met de Byzantijns-oosterse kerken en daarna met het inmiddels veelvormige protestantisme, waren niet alleen het gevolg van onvergeeflijke inschattingsfouten door toenmalige pausen en hun ‘raadgevers’. Maar ontstonden vooral door gebrek aan luister- en dialoogbereidheid. In plaats van daar lering uit te trekken volhardde de top van de rk-kerk in toenemende arrogantie in dat eeuwige, eigen gelijk. ‘Rome’ blijft zich beschouwen als de Moederkerk van het inmiddels veelsoortige christendom.

Je oren niet laten hangen naar de waan van de dag getuigt van bedachtzaamheid, misschien wel wijsheid. Van nadenken kun je niet slechter worden. In dat opzicht is het begrijpelijk dat het Vaticaan zich niet laat opjagen door iedere nieuwe ontwikkeling, door elke vorm van nieuwlichterij. Maar oostindisch doof blijven voor suggesties van binnenuit getuigt van bekrompen gelijkhebberij.

Pausen en Curie benadrukken op gezette tijden dat de kerk geen democratie is. Er valt inderdaad voor de gewone gelovigen niks te kiezen; inspraak is minimaal. Maar in de laatste decennia hebben katholieke leken als het ware leren praten, geleerd om hardop te durven denken, zijn ze gretig geworden om te discussiëren over veranderingen, vernieuwingen binnen de kerk. Niet over de leer, dat blijft ‘voer voor theologen’. Maar meedenken over bestuurlijke veranderingen op de lagere echelons, meedenken over vormen van liturgie. Hoe revolutionair of bedreigend kan dat zijn?

Het is lang geleden dat kleine geloofsgemeenschappen hun eigen voorgangers kozen. Sinds eeuwen is het in de rooms-katholieke kerk gebruik dat ‘Rome’ de bisschoppen uitkiest en benoemt. Voordrachten van bisdommen of parochies voor een nieuwe bisschop of pastoor doen voor het Vaticaan uiteindelijk niet ter zake, laat staan dat ze doorslaggevend zouden zijn. Sterker nog: juist degenen die vanuit bisdom of parochie worden aanbevolen worden genegeerd. Terwijl de voorkeuren uit de geloofsgemeenschap hoogst waardevol kunnen zijn en op voorhand een goede band tussen voorganger en gelovigen garanderen.

Het recente incident-Liempde, waar de plaatselijke pastoor een aan euthanasie overleden parochiaan postuum de toegang tot de kerk verbood, was een ten hemel schreiend voorbeeld van geweigerde luisterbereidheid tussen clerus en gelovigen. Zelfdoders hebben geen recht op een uitvaartmis. Punt uit. Dus knikt de (hulp)bisschop goedkeurend over het besluit van de pastoor. Dat een groot deel van de parochianen niets begrijpt van die starre opstelling is dan jammer. Regels zijn regels, en ‘de pastoor heeft echt wel het beste met de mensen voor’, suste de hulpbisschop. Het moest er trouwens nog maar bijkomen dat een pastoor niet het beste met de mensen voor had.

Volgens de Belgische (katholieke) kerkjurist Rik Torfs klopt de redenering van de pastoor in Liempde en zijn (hulp)bisschop niet. Hij wijst er op, dat in het kerkelijk wetboek (de editie van 1983) niets wordt gezegd over mensen die stierven door suïcide of euthanasie. Voor hen geldt de algemene regel dat manifeste zondaars die geen blijk geven van berouw de kerkelijke uitvaart moet worden geweigerd wanneer die publiek ergernis zou geven bij de gelovigen. En daar leek in Liempde geen sprake van. Dat had de pastoor ook kunnen horen als hij goed had geluisterd.

‘Alleen wie moreel geheel en al onberispelijk is geniet rechten en verdient respect. Op de kerk toegepast: enkel wie alle morele regels van de kerk deelt en volgt, is een katholiek die naam waardig’. Prof. Torfs vindt dat een afschuwelijke gedachte omdat op die manier het geloof wordt gereduceerd tot benepen moralisme. Terwijl het geloof met transcendentie , met ultieme levensvragen en met het raadsel van ons bestaan te maken heeft.

‘Derhalve behoud ik mij het recht voor’ , betoogt Torfs, ‘om een behoorlijk slecht mens te zijn en toch katholiek, en daarin word ik gesteund door het kerkelijk wetboek’.

Met prof. Torfs is te praten. Omdat hij ook bewezen heeft te kunnen en willen luisteren.

franswijnands@telenet.be

Niet gecategoriseerd