Wel kerk, maar geen kroeg: is dat echt oneerlijk?

Na de coronapersconferentie van dinsdag roerden BN’ers zich op sociale media: christenen zouden zich moeten schamen voor hun ‘uitzonderingspositie’. ‘Deze ergernis laat juist zien dat de vrijheid van godsdienst broodnodig is.’ Overal verplicht maximaal dertig mensen in een binnenruimte, behalve in kerken, moskeeën en andere gebouwen waar mensen samenkomen om een godsdienst of levensovertuiging te belijden – is dat oneerlijk? Discrimineert artikel 6 van de Nederlandse Grondwet?

Sommige Bekende Nederlanders vinden van wel. ‘Heeft er al ergens één gelovige bezwaar gemaakt tegen deze uitzonderingspositie?’ vraagt schrijver en columnist Nico Dijkshoorn (625.000 volgers op Twitter) zich af. ‘Heeft er al één gelovige gezegd dat hij of zij zich daarvoor schaamt?’ Collega’s van Dijkshoorn, Saskia Noort (43.000 volgers) en Susan Smit (17.000), schrijven op hun socialemediaaccounts hetzelfde sentiment van zich af en ook presentator Tim Hofman (175.000) doet mee. ‘Wanneer is iets echt een godsdienst of levensovertuiging? Geloof is mij evenveel waard als een hobby, zoals naar een voetbalwedstrijd of de kroeg gaan. Religie is niet verheven. Ik maak me druk, omdat dit uitgaat van een ongelijk fundament.’

potje tennis

Toch verschillen godsdienst belijden en een potje voetbal spelen wel degelijk van elkaar, zegt Joost Sillen, universitair hoofddocent staatsrecht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. ‘De Grondwet zegt: godsdienst en levensovertuiging zijn zo belangrijk voor mensen dat het beschermd moet worden. Dat maakt godsdienst anders dan een potje tennissen of de kroeg.’ Juridisch gezien is er onderscheid tussen godsdienst en zingeving uit een kroegavond halen, legt Sillen uit. ‘Dat laatste is geen samenhangende visie, met bijbehorend waardesysteem, op wat een goed leven is.’

lees de volledige column in het Nederlands Dagblad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *