‘Geef mij sluik haar en ‘n wit gezicht…’

Zondagmijmering

Tijdens mijn middelbare schooltijd was ik jorist. Zo werden de leerlingen van het Eindhovense St. Joriscollege genoemd. Nu klinkt het als een congregatie van paters, maar toen was het een ‘erenaam’, waarmee je je onderscheidde van alle andere middelbare scholieren in de Lichtstad.

‘Het Joris’, zoals het ook wel werd genoemd had een eigen schoolkrant, die De Gong, en aansluitend C-Paraat heette, en waarin ik regelmatig stukjes schreef onder het pseudoniem Musketier. Het waren de eerste vingeroefeningen voor m’n latere journalistieke werk. Een van de hoogtepunten was een interview met de Amerikaanse filmster Kirk Douglas. Niet in Hollywood maar in Nuenen. Daar was eind 1955 een filmploeg neergestreken om op locatie delen uit het levensverhaal van Vincent van Gogh te schilderen ‘Lust for life’, met in de hoofdrol Kirk Douglas. 

Met een beetje bescheiden brutaliteit kwam je toen een heel eind. Eigenlijk was het erg eenvoudig: ik fietste naar Nuenen, vond al snel de boerderij waar gefilmd werd, liep het erf op en vroeg of ik even voor de schoolkrant met mister Douglas mocht praten… Dat kon. Tien minuten. 

Ik heb dat artikel bewaard en citeer: ‘Hij zei dat hij ons schoolblad niet kende maar wilde niettemin wel even praten. En och, wat moet je dan vragen? Altijd hetzelfde en je weet van tevoren wat hij gaat zeggen. Maar ja, je hebt wèl met een filmheld gesproken! Het Hollandse volk vond hij bijzonder vriendelijk (allicht!) en hij zou beslist terug komen op vakantie’. 

In een van die oude schoolbladen trof ik en passant het toen alom bekende gedicht van Zack Gilbert aan. Het is rond de jaren vijftig in tal van bladen gepubliceerd. In ons schoolblad stond achter zijn naam, tussen haakjes, Negerdichter…, een woord dat intussen – en gelukkig – volslagen taboe is. 

Schietgebed van ouwe Joe

Als ik in Uw glorie kom, Heer Jezus, geeft ’t niet
of u me een kruk geeft of een gouden stoel,
of u me een broek geeft of een lang gewaad,
Heer God, als U mijn ziel maar redden wilt.

Maar Heer Jehova, voor ’t geval – 
ja, voor ‘t geval  dat ze óók daar…
Heer God Almachtig – om secuur te zijn
Geef mij dan zacht sluik haar
en ’n mager wit gezicht.

Ik ben best tevreden met mijn zwarte snuit
heel best tevreden met mijn krullenkop,
maar als ik naar de hemel ga, Heer Jezus,
om heel secuur te zijn
geef mij dan zacht sluik haar
en ’n mager wit gezicht.

Twee keer de hel is wel een beetje veel,
dat zou je zelfs geen hond aan kunnen doen –
dus als ik in Uw glorie kom, Heer Jezus,
enkel om secuur te zijn
geef mij dan zacht sluik haar
en ’n mager wit gezicht.

Zwarte dichters en schrijvers gebruiken vandaag de dag heel andere taal. De latente angst voor gewelddadig racisme is naar de achtergrond verdrongen en heeft plaats gemaakt voor trots, gevoel voor eigenwaarde en zelfverzekerdheid. Black lives matter! Maar Zack Gilbert schreef zijn gedicht in een tijd dat bloedige discriminatie in de VS nog aan de orde van de dag was. 

Aan de rand van de Genneper Parken in het Eindhovense stadsdeel Stratum staat het vroegere woonhuis/atelier van de tekenaar, cartoonist en schilder Ton Smits (1921-1981). Het is een opvallende woning, thans museum, omdat het geschilderd is in tere pasteltinten: zachtroze en lichtblauw. Terugbladerend in die oude schoolkranten zag ik dat Smits veel bijdragen geestig geïllustreerd heeft; hij was zelf oud-leerling van het St. Joriscollege. Vandaar. Vlak bij zijn huis staat een bijzonder beeldje van twee lachende mannetjes die elkaar omhelzen. Het is een beeld van Peter Nagelkerke; een driedimensionale versie van een wereldberoemde cartoon van Ton Smits en heet ‘Huilen van het lachen’. 

De temperaturen lopen langzaam op; lente. Op weg naar Brabant wordt de wereld warmer. En dat heeft niks met de opwarming van de aarde te maken… Het is de beginzin van het warme ‘Sonnet voor Brabant’ dat de dichteres Harriet Laurey in 1955 schreef. Luister naar haar lofzang op ‘mijn’ Brabant:

Op weg naar Brabant wordt de wereld warmer.
Inniger leven doet zich aan mij voor.
Vanuit de lage hoeven dringt het door
en rekt zich uit in de gestrekte armen
van populieren, duizelend van licht.
Dit licht, ik kom het in de mensen tegen,
ik zie het in hun oogopslag bewegen
en rimpels krijgen op een oud gezicht.
En nergens is het kinderlijk geluid
zo zuiver afgestemd op vogelzingen,
en nergens komen de gewone dingen
zo openhartig voor zichzelve uit.
En nergens ligt een glimlach zo gereed
als waar de wereld land van Brabant heet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *