Gevederde scharrelaars…

“jacana; een lichtgewicht tropische watervogel”

Korhoenders, patrijzen, auerhanen, kwartelkoningen, ortolanen, fazanten, allemaal gevederde scharrelaars en landlopers; de een met wat meer allure dan de ander. Prachtige namen.
Een auerhaan zou ik, oordelend op z’n uiterlijk en gedrag, bij de gevleugelde landadel durven indelen.

Fazanten staan in de hiërarchie wat veren betreft een trapje hoger, want elke Prins Carnaval heeft een paar – meestal vijf – fazantenveren op z’n steek.
Nee, géén pauwenveren. En vooral geen struisvogelveren. Die zijn weer voor heel andere soorten feest.

Ik maak me niet druk over reïncarnatie, of beter gezegd: ik geloof er niet in.
Terugkomen op aarde als mestkever, slang of lama? Laat maar, liever niet. En al helemaal niet als welke soort vis dan ook.
Als ik de goudvissen in het wat armzalige grachtje in het centrum van Veenendaal zie, slaat de schrik me om het hart. Altijd onder water, of het nou in een aquarium, een slobbersloot of ’n oceaan is.

Maar vogels is wat anders. Ik heb een zwak voor alles wat op eigen kracht vliegt.
Ik ben geen dauwtrapper; ook nooit geweest. Heb nooit urenlang met een verrekijker op een duintop, aan een bosrand of in een rietkraag aan de waterkant gezeten om vogels te begluren.
Ik heb genoeg aan het huis-tuin-en-keuken gevogelte op ons (gemeente)gazon en ons (eigen) terras.
Maar ik lees graag over allerlei soorten vreemde vogels…

Zo las ik interessante verhalen over de jacana; een lichtgewicht tropische watervogel.
Hoog op de pootjes en met vier zeer lange, ver uit elkaar staande tenen.
Daardoor kan hij/zij over drijvende waterplanten, zoals lotusbladeren, stappen, trippelen.
Vanaf een afstandje lijkt het dan alsof het vogeltje over het water loopt en wordt daarom ook wel de Jezusvogel genoemd.

Zwanen zijn geliefd in de horeca. Er zijn volop hotels, restaurants en café s die ‘De Zwaan’ of ‘Het Zwaantje’ heten; doorgaans keurige, soms zelfs chique zaken.
Maar als je in vroeger eeuwen een zwaan op een uithangbord zag dan wist je dat het een bordeel was.

Jenever- en whiskystokers zetten graag een vogel op hun etiketten. Wijnboeren trouwens ook. Een Zwarte Haan kraait victorie als het trotse symbool van de top-Chiantiwijnen. Een haan op een wijnfles is eigenlijk ook wel logisch: coq-au-vin.

Hanen zijn overigens niet de enigen die (na hun dood) in wijn of een andere drank gemarineerd en vervolgens gesmoord of gebakken worden.
Zo zweren veel Spanjaarden bij kalkoen in sherry. In Normandië smaakt een gebakken kippetje nu eenmaal lekkerder als er een scheut(je) Calvados aan is toegevoegd en in een echte schotel Elzasser choucroute met fazant hoort een half litertje Riesling.

Doet me herinneren aan een voorval in een uitstekend restaurant ergens in die Elzas waar een lekkerbek zich bij de gérant beklaagde over z’n gebraden fazant.
De kok zou het beestje volgens de kieskeurige klant onprofessioneel lang hebben laten garen. Droog, taai.
’Ach, monsieur’, reageerde de gérant met uitgestreken gezicht, ‘het ligt echt niet aan onze chef maar aan de vogel. Te veel vlieguren, monsieur, veel te veel vlieguren’.

In ons snel veranderende landschap, nieuwe vormen van landbouw en door de niet af te remmen verstedelijking dreigt een aantal vogelsoorten uit te sterven.
Zelfs in Barneveld, waar je toch over de kippen kunt lopen, maken sommige hanen zich kennelijk zorgen over hun voortplanting, als ik mijn favoriete puntdichter Kees Stip (1913-2001) mag geloven:

Ei ei

‘Er was’, zo zegt een Barneveldse haan,
‘ter stimulering van mijn voortbestaan
in Gelderland geen scharreleicel over.
Ik heb naar Overeicel moeten gaan’.

beeld: https://oiseaux,net

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *