Geld is een wonder ding…

Vlucht in een boek als je geen vlucht kunt boeken, las ik ergens. Leuk gevonden, maar ik kan
er weinig mee. Vliegen doen we eigenlijk alleen nog maar naar twee van onze drie kinderen
die in verre buitenlanden wonen en over de weg of per trein niet of moeilijk bereikbaar zijn.
De derde woont in Amsterdam en daar ben je vliegensvlug met de auto of de trein.

Lezen is voor mij geen vlucht, maar een vanzelfsprekende bezigheid. Eigenlijk lees ik al sinds
jaar en dag zo’n beetje alles wat los en vast zit.
Gisteren nog heb ik de nieuwste novelle van Gabriel Garcia Márquez (1927-2014) gekocht:
‘We zien elkaar in augustus’, wat ’n veelbelovende titel…!
Ik moet eerlijk zeggen dat ik m’n keuze wel eens maak omdat ik een lovende recensie over ’n
boek lees. Of omdat ik de schrijver ken, of heb gekend. Zoals Alexander Münninghoff (1944-
2020), een begenadigd journalist, slavist, schaker en Ruslandkenner.

We hebben elkaar ontmoet toen hij voor onze groep regionale kranten correspondent was in
Moskou en ik in diezelfde periode in Bonn zat; de jaren negentig vorige eeuw.
Eens per jaar werden de correspondenten naar Nederland geroepen om in een meerdaagse
meeting bij te praten over ons werk, samen met (hoofd)redacteuren en uiteraard directeuren
die als royale gastheren doorgaans alleen aanschoven bij de diners.
De correspondentendagen in Nijmegen eindigden steevast op de Waalkade, the place to be…
Alexander heeft er eens op ’n laat-nachtelijk uur geholpen om een nukkige motor van een van
onze collega’s aan te duwen en al doende, met zijn donkere bas, luidkeels Russische liederen
zong. Dat moeten ze tot in Arnhem gehoord hebben…
Hij heeft een familiekroniek geschreven: De Stamhouder. Ik ben niet zo van familiekronieken
maar zijn verhaal is van de eerste tot de laatste bladzijde fascinerend, en verfilmd in de
gelijknamige succesvolle tv-serie.

Een week of wat geleden las ik dat ook Marianne Kootstra (66) een boek over haar
turfstekers-familie heeft geschreven: ‘Dwarsliggers in Appelscha’.
Ze beschrijft hoe opeenvolgende generaties hardnekkig probeerden om uit die armoede te
geraken. Want waarom zou je je leven lang genoegen moeten nemen met armoede?, alleen
maar omdat je in de veenkoloniën geboren bent?
De schrijfster is, net als haar (voor)ouders links, rood, socialist en zij vat dat mooi samen in
één zin: ‘Ik ben in feite opgegroeid met de afkeer van de vijf k’s : koningshuis, kroeg,
kazerne, kerk en kapitaal’. Ze voegt er zelf een zesde k aan toe: klimaatbederf.

Heb ik ook die k-afkeer?, vroeg ik me af.
Koningshuis?, het zegt me weinig, deert me ook niet.
Kroeg?, ik kwam en kom er graag maar blijf er niet meer (te) lang hangen.
Kazerne?, ik heb er als dienstplichtige twee jeugdjaren in doorgebracht. Niks op tegen zolang
het bedoeld is om bij een aanval terug te kunnen slaan. Noem het vredes-preventie.
Kerk?, omdat de kerk niet verandert voel ik me er minder thuis.
En kapitaal?, allez, ’n heel klein beetje want kapitalistisch (zijn) is ronduit negatief.

Ik las dat de autocoureur Max Verstappen in de top vijftien van de meest verdienende sporters
wereldwijd staat. Hij krijgt 74,5 miljoen euro per jaar.
Indachtig het laatste van de Tien Geboden (Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort),
misgun ik het hem niet, maar ik blijf het een absurd en obsceen bedrag vinden.
Vorige week had ik prijs in de Staatsloterij; daar speel ik al jaren in mee. De juffrouw bij de
Bruna waar ik m’n lot inleverde keek me blij aan en feliciteerde me: ‘Zo, da’s niet niks,
proficiat. Maar we mogen zo’n groot bedrag niet in contanten uitkeren, het wordt op uw
rekening gestort’.

Zo’n groot bedrag? Het was op de kop af 260 euro; hoera! Maar ik ben in de loop der jaren
een groot veelvoud van dat bedrag kwijt geraakt aan loten waar géén prijs op viel, dus valt er
per saldo nog weinig te juichen.
Poen, poen, poen, poen, zong Wim Sonneveld:
‘Je hoort vaak zeggen dat geluk niet zo te koop is,
maar geld doet wonderen, vooral als ’t een hoop is.
Geld is van alle tijden. Ook onze grote dichter Jacob Cats (1577-1660) wist wat geld allemaal
teweeg bracht:
Geld is een wonder ding, daar op een ieder wacht,
geld heeft aan menig man den adel toegebracht.
Geld maakt de kleine groot, geld geeft geduchte krachten,
geld maakt de droeven blij, en doet de prinsen achten.
Geld oefent hoog gebied, waaruit dan adel wast,
geld is aan alle kanten een aangename gast.
Geld op een ander tijd doet torens, hoge wallen,
ja zelfs steile rotsen in haasten neder vallen.
Geld weder, als het wilt, maakt rouwe kamers net,
en lege stallen vol, en schrale keukens vet.
Geld maakt vierkant rond, geld kan paleizen bouwen,
geld is in hogen prijs ook bij schone vrouwen,
geld schildert, geld blanket, geld maakt van lelijk schoon,
en waarom meer gezeid? Het geld dat spant de kroon.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *