artikel: De mensen komen tot zichzelf

Anders dan vertrouwd

In de schuldbelijdenis aan het begin van een eucharistieviering vroegen gelovigen niet langer alleen God maar ook de mensen om vergeving. God en mens naast elkaar. Op de vraag waarom we op aarde zijn is het antwoord van de catechismus sinds 1956 niet om alleen hiernámaals maar ook hiér gelukkig te worden. Hier en hiernamaals met elkaar verbonden, in elkaars verlengde. De invoering van de volkstaal in de katholieke liturgie riep meer bedenkingen en sentimenten op. God spreekt mensentaal. De verplaatsing van het altaar uit het priesterkoor, richting midden schip van de kerk en de ommekeer van de priester vis à vis naar de mensen toe zijn veranderingen waarvan ik de draagwijdte pas ben gaan zien toen ik in Nijmegen getuige was van de ontstelde reacties van zeer erudiete en kerkbetrokken mensen. Voor hen waren het geen praktische aanpassingen vanwege verstaanbaar heid en directer contact van voorganger en gelovigen. Voor hen waren het tekenen van een andere dan de vertrouwde visie op wereld, mens en God. Zij hadden er moeite mee en het zette mij aan het denken.

 

Wetenschap

In de jaren waarin deze ontwikkelingen binnen de kerk plaats vonden werden ook de ideeën van Pierre Teilhard de Chardin s.j. openbaar. Vooral zijn Het verschijnsel mens en Het goddelijk milieu hadden grote invloed op denken en geloven van ontelbaar velen. Hij verzoende wereldgeschiedenis met heilshistorie en hing als diep gelovig mens de evolutieleer aan. Deze hypothese over het geleidelijk uit elkaar ontstaan van alle levensvormen was met name begin twintigste eeuw te vuur en te zwaard door de kerk bestreden. Daarna ging de storm liggen en volgde wind stilte. Maar de evolutiegedachte bekoorde de mens. Het eigene ervan is allereerst dat alle levensvormen niet náást maar uit elkaar ontstaan zijn en dus elkaars ‘bloedverwant’. Tweedens dat de Schepper niet buiten of boven de schepping staat, maar daarin de steeds scheppende energie, stuwende levensgeest is. Zo groeit in de religieuze mens het besef dat God – hoe ook genoemd ­minstens ook in de schepping aanwezig is en dat Hij voor de mens allereerst dáár en wellicht énkel daar te vinden is.

 

Getuigen

Voor Teilhard de Chardin is het wezen van het christendom dan ook niet dat God van elders aan de wereld verschijnt – epifanie – maar dat Hij in de wereld transparant wordt – diafanie. Edith Stein zegt in deze geest: ‘Je moet als een venster zijn, waar door Gods liefde in de wereld schijnt’. Zij wordt recent zowel door Jurjen Beumer als door Loes Marijnissen in hun boeken geciteerd. In het midden van de vorige eeuw schreef Michel Quoist, populair door zijn boekje Zonder Wierook: ‘Ik zou Uw ogen willen lenen, God … en begrijpen dat alles samenhangt, dat niets profaan is: de dingen niet, de mensen niet, wat gebeurt niet. Maar dat alles vanaf zijn oorsprong door God is geheiligd en mede geheiligd moet worden door de vergoddelijkte mens: En Abel Herzberg: ‘Alles wat we zien, zeggen en beleven is frag ment. Maar er is geen fragment of de ziel van alwat leeft komt erin tot ontluiken. Er is geen moment zonder eeuwigheid; geen sterveling – hoe gaaf of geschonden ook – in wie de onsterfelijke schepping zich niet openbaart.’

 

 

Gevolgen

Voor de hedendaagse religieuze mens is de werkelijkheid niet meer opgedeeld in natuur/bovennatuur, sacraal/profaan, ervaring/openbaring, wereldgeschiedenis/heilshistorie, gewijd/niet gewijd. Deze dualismen zijn bezig te verdwijnen. De werkelijkheid wordt nu beleefd als één groot geheel dat heilig en te heiligen is. ‘Ik ben het heilige in het alledaagse gaan zien; het heilige in het gewone’ zegt Andries Baart. ‘God kun je nergens ontmoeten, ook nièt in de sacramenten, als je Hem niet eerst ontmoet hebt in gekwetste, beledigde en beschadigde mensen’ aldus Edward Schillebeeckx. ‘Terwijl er veel neergaat worden vele christenen zich ervan bewust dat Jezus’ zending niet de stichting van een grote organisatie was, dat het Hem niet ging om regeren, zelfs niet om sacramenten, maar om levend teken zijn van een wet die in je hart geschreven staat: Liefde’ stelt Raimon Pannikar. De religieuze mens van nu ervaart de Kerk niet meer als heilsinstituut tussen hemel en aarde, maar als gemeenschap van mensen die de heiligheid van het leven erkennen en zich geroepen weten het te heiligen, toegewijd te zijn. Sacramenten beleven zij niet langer als genademiddelen die het profane, zelfs zondige leven moeten heiligen maar als bevestiging en belijdenis van de heiligheid van geboorte, liefde en trouw, heengaan. De voorganger van een gemeenschap moet voor zijn zaak berekend zijn en daarvoor dienen criteria bestaan. Maar voor een groeiend aantal hedendaagse gelovigen is ieder mens geroepen het leven te wijden en te zegenen. Pries­tertekort is geen kwestie van aantallen, maar van begeestering, gelovig bewustzijn, roeping zien.