door – Frans Wijnands –
Monseigneur Tiny Muskens is dood. Als bisschop van Breda koos hij als wapenspreuk Shalom, het Hebreeuwse woord voor vrede. Hij zocht die vrede in onvermoeibare dialoog: met de Vaticaanse Curie en met zijn mede-bisschoppen, tot op het scherp van de snede. Hij durfde politici met klare taal zich op hun maatschappelijk-sociale verantwoordelijkheid te wijzen en was een pastorale magneet voor iedereen in zijn bisdom.
Mild en kritisch, geen ja-knikker maar een man die het hart op de tong droeg, die zei wat hij ervan vond. Nee, niet diplomatiek. Want hoe kun je als bisschop diplomatiek zeggen dat het verplichte celibaat minstens ter discussie zou moeten worden gesteld?; dat de (rk)kerk het condoom als anti-aidsbestrijdingsmiddel moet toestaan? Hoe kun je als bisschop zo onbevangen en nadrukkelijk voor een belangrijker rol van de vrouw pleiten? Hoe kun je als bisschop diplomatiek zeggen dat ook de paus aan een pensioenleeftijd zou moeten gaan denken… , (alsof Benedictus XVI het zich heeft aangetrokken.) .
Het zou de overleden monseigneur ernstig tekort doen als hij alleen vanwege zijn uitspraak dat een arme soms een brood mag stelen, herinnerd zou worden. Het was zijn directe manier om de aandacht van iedereen – en vooral de politiek – te vragen voor de armoede en sociale ongelijkheid . Het zal hem ongetwijfeld veel deugd hebben gedaan dat hij de keuze van paus Franciscus I nog heeft beleefd: een man die ook de armoedebestrijding en de naastenliefde als speerpunten van zijn beleid maakt.
Na zijn priesterwijding door de legendarische mgr. Bekkers in1962 werkte Muskens als kapelaan en leerde zodoende het fundamentele pastorale werk kennen. Hij studeerde missiologie in Nijmegen en vertrok aansluitend naar Indonesië waar hij acht jaar secretaris-generaal was van de Indonesische bisschoppenconferentie. Die periode heeft Tiny Muskens gevormd tot de priester, de pastor, de rector en de bisschop die hij later werd: de beleving van een andere cultuur, een andere manier van geloofsbeleving; in de nadagen van het traditioneel (westerse) missioneringswerk.
Als Romeins correspondent voor een aantal Nederlandse kranten kwam ik in de jaren zeventig vorige eeuw, vaak op het (Pauselijk) Nederlands College; het centrum van religieus rooms-katholiek Nederland in Rome. Het vaste logeeradres voor de Nederlandse bisschoppen als ze in Rome waren, een tehuis voor priesters die in Rome hun vervolgstudies aan pauselijke universiteiten volgden. Een gastvrij huis, waar schaars geworden wierook vermengd werd met de veel sigarenrook. Het Rijke Roomse Leven in z’n nadagen. Rangen en standen, zoals het toen nog gebruikelijk was.
In 1978 werd mgr. Muskens de nieuwe rector. En het verschil was meteen duidelijk. De eerste keer dat ik een hapje mocht blijven eten bleek de eetzaal gesloten, de rookkamer buiten gebruik. Er werd gegeten in de keuken. Aan lange schragentafels: rector Muskens tussen zijn studenten. Engels was de voertaal. Want er waren nog nauwelijks Nederlandse studenten. Het gros kwam uit Azië; uit Indonesië, India, de Filippijnen. Inmiddels is het College gesloten en wordt het in slakkengang – misschien – verbouwd tot een meer profaan gastenverblijf. Anders gezegd: de Nederlandse bisschoppen weten zich eigenlijk geen raad meer met het pand op de Kleine Aventijn.
Bij de zaligverklaring van pater Titus Brandsma, in 1985, vroegen Friese pelgrims zich hardop af of misschien ook in ‘hun’ kerk een eucharistieviering zou kunnen worden gehouden; dat kerkje om de hoek van het Sint Pietersplein. Mgr. Muskens heeft die wens meteen ter harte genomen. Hij bereikte met taai doorzettingsvermogen bij de (rechthebbende) Vaticaanse autoriteiten een akkoord over een permanent gebruik van de ‘Friezenkerk’ als parochiekerk voor Nederlandse gelovigen in Rome en bezoekers. Het is nog steeds – mede dankzij gulle financiële bijdragen uit Nederland – het kloppend hart van de Nederlandse gemeente in Rome. Een ontmoetingsplaats voor vredelievende mensen. Precies zoals mgr. Tiny Muskens het zich gedacht had.