Schaalvergroting rk kerk breekt gemeenschappen af

 

Door René Grotenhuis

Een paar weken geleden zijn er in mijn stad Utrecht opnieuw kerksluitingen aangekondigd. Vijf kerkgebouwen gaan dicht. Een daarvan is de kerkruimte van de Nicolaas-Monica parochie, waar ikzelf tussen 1976 en 1983 als pastoraal werker werkzaam was. De grote kerk die er stond werd in 1985 afgebroken om plaats te maken voor een wooncomplex met een klein kerkcentrum. Die kerkruimte, met haar frisse, moderne glas-in-loodramen die de werken van barmhartigheid verbeelden, werd een centrum waar veel mensen zich thuis voelen. Met dat indertijd door de parochie zelf genomen initiatief was zij haar tijd ver vooruit. Maar helaas ook dit kerkcentrum lijkt zijn langste tijd gehad te hebben.

Kerkpolitieke discussie

Die aangekondigde sluitingen zijn voorwerp van een felle kerkpolitieke discussie die inmiddels is ontstaan tussen het bisdom Utrecht, met kardinaal Eijk aan het hoofd, en een groeiend aantal parochies binnen dat bisdom. Bisschop Eijk zet in op een strakke regie, waarin centraal staat dat parochies georganiseerd worden rond een kerk waarin tenminste eens per week de eucharistie wordt gevierd en waar dus een priester voor beschikbaar is. Zo wordt het aantal priesters steeds meer de maatstaf voor de organisatie van de kerk en voor de vraag hoeveel kerken er nog open kunnen blijven.

Tegen dit beleid komen steeds meer en steeds opnieuw parochies in opstand. Zij verzetten zich ertegen dat kleine, maar levendige gemeenschappen worden opgeheven en gedwongen zich in te voegen in grotere, meer anonieme verbanden.

Ik kijk er ook sociologisch naar. De leiding van de rk kerk gaat zo mee met de treurige trend van schaalvergroting die we ook zien in allerlei andere maatschappelijke sectoren zoals onderwijs en zorg. Scholen worden vanuit centrale bestuurscentra bestuurd, zorgorganisaties tellen soms tienduizend medewerkers. Gemeenten worden alsmaar grootschaliger, de politie is inmiddels landelijk.

Tegencultuur

In het licht van dit soort ontwikkelingen zouden kerken zich moeten manifesteren als een tegencultuur in plaats van mee te gaan in dezelfde beweging van schaalvergroting. Ik snap dat de financiële problemen groot zijn, en dat het gebrek aan personeel nijpend is, maar juist de kerken voor wie de gemeenschap de kern is van het gelovig bestaan (“waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, ben ik in hun midden”, Mt. 18, 20 ) zouden niet zomaar in deze trend moeten meegaan. De kerk wordt niet in de eerste plaats gestuurd door efficiëntie.

Mij is niet bekend dat bisschoppen ooit een uitdagende opdracht hebben geformuleerd voor bestuurs- en organisatiedeskundigen om nieuwe en innovatieve modellen te ontwikkelen, waarin we ontkomen aan die schaalvergroting. Ik kan mij niet voorstellen dat er geen katholieken zouden zijn die deze uitdaging met beide handen zouden aangrijpen om mee te denken en nieuwe wegen te gaan. De samenleving als geheel zou daarvan kunnen profiteren. Wat dat betreft laten de rooms-katholieke kerkleiders het afweten, overigens niet alleen in Nederland.

Slaaf

Tegelijk bekruipt mij steeds meer de gedachte dat je dit proces niet alleen als een kerkpolitiek of sociologisch proces moet zien, maar ook als een gelovig proces. Steeds vaker moet ik bij de discussie over de toekomst van de kerken en de sluiting van kerkgebouwen denken aan de tekst van de apostel Paulus in de Filippenzenbrief, waarin hij de ontlediging van Christus beschrijft. Christus heeft zich niet aan zijn goddelijke majesteit vastgeklampt, maar het bestaan van een slaaf aangenomen (Fil. 2,7). Waar klampen wij ons aan vast? Wat zijn we bereid los te laten? En hoe krampachtig is de geloofsgemeenschap, hoe krampachtig is de kerk?

Aangevreten kerkjes

Ik heb in mijn werk voor Cordaid heel veel plekken in Afrika, Latijns-Amerika en Azië gezien en er de eucharistie gevierd. In Zuid-Sudan, in Zambia, in Indonesië, in El Salvador, in Ecuador. In de open lucht, in halfaffe of door schimmel en termieten aangevreten kerkjes. Soms met een handjevol mensen.

Iedere mens waardevol

En ik herinner mij de kerkdiensten in het verpleeghuis van mijn moeder. Ik ging regelmatig op zondagochtend naar haar toe. En dan gingen samen we naar de kerk. Samen met een veertigtal andere demente ouderen, een aantal familieleden, trouwe vrijwilligers en verzorgenden. En daar zaten we: in de omgebouwde koffiezaal, geen orgel, geen koor, geen welluidende en mooi opgebouwde preek.

Overal vierden we eigenlijk maar één ding: dat God iedere mens waardevol vindt en van haar houdt ongeacht wie zij is, wat ze kan, wat ze bezit. Dat is de naakte essentie van het christelijk geloof. Meer hebben we niet nodig en Hem maakt het niet uit in welk gebouw, of met welke organisatiestructuur wij samenkomen.

Ik ben niet blij met de neergang die veel kerken momenteel meemaken. Ook ik voel de pijn die veel gemeenschappen voelen als gevolg van inkrimping, vergrijzing, teruglopende financiën. Maar moeten we niet dieper kijken dan kerkpolitiek en sociologie? Moeten we de pijn, zonder haar te willen verheerlijken, niet duiden als de pijn van een geloof dat moet loslaten. Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, brengt hij geen vrucht voort (Joh. 12, 24).

Niet gecategoriseerd